ITALIË 2004



Deel 2:De heenreis

Maandag 5 april, naar Besançon
Nadat Ton en Toos hun ontbijt bij Toos' broer en zijn vrouw genuttigd en van hen afscheid genomen hadden, vertrokken we naar het zuiden richting Maastricht.
Het weer was nog redelijk goed. Af en toe zonnig maar af en toe ook een buitje. Wij waren vrij snel door Maastricht heen gereden omdat het niet zo druk was midden op de dag. De files waren reeds opgelost.
Maar hoe zuidelijker we kwamen hoe slechter het weer werd.

Bij Luik gingen we, toen we ten westen van de Maas waren, te vroeg de brug over en belandden we in een wijk die geen toegang gaf tot de snelwegen. Met een vertraging van een half uur vonden we de autoweg naar Bastogne en Luxemburg weer terug.
Maar in die tussentijd had ik wat brandstof nodig om verder te kunnen rijden. In België bleek de prijs van diesel toch hoger te zijn dan bij ons thuis.

Via de vierbaanswegen reed ik via Metz, Nancy tot net voorbij Epinal bij St-Nabord. Daar ging de vierbaansweg voor ons over in de Route National, de N57 naar het zuidwesten
De route werd aangegeven met groene borden. Als je die dus volgde kwam je op de plaats waar het bord naar verwees via de RN. Wil je de tolweg nemen dan moest je de blauwe borden met de plaatsnaam en het woord "Peage" erbij volgen.
De borden verwijzen je naar de weg die je moet berijden en niet zoals in Nederland door de ANWB borden aangeduid, de richting die je moet rijden.
Later zullen we zien dat het in Italië weer anders aan toe gaat.

Toos had in het Camperboekje gelezen dat er een servicepunt bij Besançon was. Die plaats zouden wij voor het donker werd wel bereiken.
Maar het servicepunt bij parkeerlaats Cambas bij de afslag Lons-le-Saunier was niet zo gemakkelijk te vinden. Daarom besloten Ton en Toos om mij bij een woonwijk op een parkeerplaats neer te zetten nabij een groenstrook.

Van de vierbaansweg zagen zij een wijk met flatgebouwen die op een woonwijk leek. Vlak daarna sloegen zij een afslag in die gelukkig ook onder de weg doorging en naar die wijk voerde. Het regende een beetje en Toos parkeerde mij eerst op een grote parkeerplaats die schuin naar beneden liep. Later zag Ton dat er vijftig meter verder een vlak stuk was en bracht hij mij naar die plaats. Zou dat toch parking Cambas geweest zijn?
Nadat Ton en Toos een aperitiefje genomen hadden besloot Toos om te gaan koken.

Bij het koken van de eenpotsmaaltijd kwam Toos er achter dat de (camping)gasfles leeg was. Gelukkig was de reservetank in vijf minuten er voor in de plaats gemonteerd.
Ton moest daarvoor wel eerst in de regen naar de kist op mijn achterkant om de gasfles eruit te halen. Die was nog voor 60 % gevuld. Er zat dus nog ongeveer 3 liter in.

Ton probeerde daarna na te gaan hoeveel dagen wij erover zouden doen om 3 liter Camping-gaz op te branden. Het verbruik was meestal vanwege een pan heet water voor de koffie in de ochtend, de maaltijd in de avond en daarna de afwas.
Als Ton en Toos op een camping stonden en 's middags koffie dronken ging het gas nog een keer aan. Maar als zij uit eten gingen ging het gas dus een keer minder aan en de afwas was dan ook veel minder op die dag.

Bij het naar bed gaan deden Ton en Toos slechts de achterste gordijnen dicht zodat zij toch in alle rust daar konden omkleden. Verder was het aanblik van de voorzijde net als die van een normale bus. Deze manier van aanpassen aan de omgeving hebben zij de hele route aangehouden.

Dinsdag 6 april, naar Castellane
Het was weer even wennen voor Ton en Toos om in mijn verhoogde bedstee te slapen.
Ton droomde dat hij met nog twee andere dames en Toos erin sliep. Hij had zijn voeten erg bekneld gevoeld maar dat kwam omdat hij te diep in bed was gekropen, de punt is smaller dan het hoofdeinde.
De volgende keren sliep hij dus met zijn hoofd op de rand van het hoofdeinde. Hij verloor soms bijna zijn hoofdkussen. Maar daar waakte hij wel voor dat het toch niet naar beneden viel. Hij was wel aan het hoofdkussen verknocht, want normaal slaapt hij er ook altijd op.
Toos sliep zoals gebruikelijk, de eerste nacht niet goed als ze ergens anders moest slapen, maar dat zal de volgende keren beter gaan.
Na de eerste nachten vorig jaar in Willemstad in mij doorgebracht te hebben hadden Ton en Toos gemerkt dat het matras in de bedstee te hard was voor hun gewicht en ze hadden een oplossing gevonden door een noppenmatras er bovenop te leggen.
Na de eerste nacht lieten Ton en Toos het bovenbed uitgetrokken staan tijdens de rit. Ze hadden dan een extra bergruimte bovenin om de jassen, tassen en andere lichte spullen tijdens de rit in op te bergen. Het voordeel is dat je dan minder bagage op de achterbank of de grond had liggen. Wat Tiga natuurlijk waardeerde.
Het nadeel is dat zij 's avonds bij het naar bed gaan alles weer eraf moeten halen en dat zij geen uitzicht naar achter meer hebben met de centrale achteruitkijkspiegel.
Maar alles went en Ton en Toos kozen voor deze optie.

Het weer was in ieder geval iets beter op die ochtend.
Toen wij vertrokken moest Ton direct aan de lege gasfles denken. Een paar plaatsjes verder zagen wij een supermarkt en gelukkig hadden zij ook Camping Gaz. Toos moest ook nog brood kopen.

Het weer klaarde op en toen wij Grenoble gepasseerd waren was het stralend weer.
Het was inderdaad een mooie route die Ton en Toos in het jaar 1999 naar Nice hadden gereden in hun auto.
Het was een afwisselend uitzicht dat we zagen, eerst de uitlopers van de Jura en later de westelijke flank van de Alpen. Later gingen we door de bergen van de Provence.
Het verkeer was niet zo druk, de meeste vrachtauto's kozen voor de autowegen. Slechts het lokale verkeer volgde de RN. Als je achter een vrachtauto reed was die na een paar dorpjes wel verdwenen.

Toen Ton mij reed wilde hij wel eens weten of ik de normale auto's kon bijhouden in de bergen. Nou naar beneden ging het wel maar de helling op moest ik het toch af laten weten. Meestal kon ik op die wegen in mijn derde of vierde versnelling wel zestig tot tachtig km/uur rijden en naar beneden iets sneller.
Hij zei dat ik onderstuurd was. Tegen Toos zei hij dat ze in de bochten in een lagere versnelling moest rijden en gas geven.

Maar hierdoor wisten wij dat je lege vrachtauto's niet kon inhalen en de meeste autobussen ook niet.
Slechts kleine Fiatjes, driewielers en tractoren kon ik veilig inhalen.



Toen Toos weer reed naderden we Castellane.
Van veraf herkende Ton de berg waar zij in 1999 bovenop geklommen waren. In de diepte zag je de rots waar een kerkje op stond. Het was een mooi, door de lage zon overgoten landschap, waar we naar toe reden.

Maar eerst moest Toos de steile afdaling met mij nog maken.
Dat deed ze met succes. Hier en daar gaf Ton haar wel aanwijzingen hoe ze de haarspeldbochten kon nemen.

Ton en Toos besloten in Castellane te blijven en niet door te rijden naar Cannes omdat het al gauw donker zou zijn. Zij herinnerden zich nog als de dag van vandaag hoe zij in het donker de Route Napoleon hadden gereden om om half één 's nachts in Nice aan te komen bij hun nicht.

Zij zochten nu dus naar een camperplaats. Die zagen zij meteen toen zij het mooie dorpje inreden. Een tiental campers stonden reeds op het plein onder de rots. Ze gingen daar ook met mij staan.

Ton haalde zijn sportfiets van het rek en ging toen wat rondjes in het dorp maken. Hij maakte ook een paar foto's van me vanaf de brug onder de rots. Het waaide vreselijk hard en hij had moeite om de camera stil te houden.
Toen hij terug kwam was er een collega VW camperbusje naast mij neergestreken. Het was geen echte camper maar een normale bus. Het was vuurrrood van kleur en de berijders waren een jong stel.
Ton en Toos vroegen zich af hoe zij hun sanitaire behoeften in de bus deden.

Later was Ton Tiga aan het uitlaten toen naast de rode bus een kleine camper met een gezin met drie kleine kinderen kwam te staan.
Toos verbaasde zich hoe het kleine jongetje in de ijzige wind een buggy met een kleine peuter op het plein voor zich uit duwde.

Na het avondeten gingen Ton en Toos nog een eind door het dorp wandelen en besloten de volgende ochtend een foto vanaf een hoog punt van de daken van het dorp te maken.

Woensdag 7 april, naar Bartelomeo al Mare
De volgende ochtend waren Ton en Toos goed uitgeslapen en na het ontbijt gingen ze van een hoog standpunt aan de rand van het dorp een paar foto's van de daken maken . De dakpannen waren meestal hol en bol zodat ze op elkaar gestapeld isolerend werkten doordat er lucht tussen beide delen zit.

Bij het wegrijden begon Ton als eerste achter het stuur omdat Toos het laatst geeindigd was.
Meestal rijden ze ongeveer twee uur en stoppen dan een minuut of vijf om Tiga uit te laten en dan van plaats te wisselen.
Hij had nog vier kleine colletjes met mij te nemen voor wij in Cannes zouden aankomen. Hij had wel opgemerkt dat ik mij lekkerder voel als ik niet te diep op mijn gaspedaal getrapt werd. Halfgas tot tweederde gas daar voel ik me het beste bij. Dan krijg ik ook niet te veel dorst.
Ton dacht meer in termen van gemiddelde zuigersnelheden en dat vertaalde hij dus naar toeren per minuut. Nu ja, als je het zo wilt zien moet je dus tussen de 2000 en 3000 t.p.m. blijven.

De weg was niet druk bereden. Hier en daar een auto die ons wilde passeren. Dat liet Ton dus rustig toe en hij ging dan extra aan de kant rijden als hij zag dat ze konden inhalen.

Na een half uur zag hij opeens een hele grote camper met drie assen voor ons de helling op kruipen. Ton schatte het verschil in snelheid van hem en de mijne toen wij aan kwamen rijden. Maar hij remde af en bleef toch achter de grote camper rijden want het was toevallig een bochtig stuk.
Maar bij een recht stuk wist hij dat hij in mijn tweede versnelling hem zonder problemen wel voorbij kon komen. Zo was het even wachten tot er een stuk zonder bochten kwam. Na een minuut of vijf kwam dat rechte stuk en wij gingen snel de mammoetcamper voorbij.

Het was nog steeds prachtig weer toen wij het kustgebied bereikten. De azuurblauwe zee onder de dito hemel! Je zag bijna geen verschil tussen hemel en zee, vooral als je het van een hoogte van 1000 m bekijkt.
Heel snel, bijna te snel om van het prachtige uitzicht te kunnen genieten daalden we af en waren opeens op de boulevard van Cannes op weg naar Nice.

Ton dacht aan de vorige keer dat ze langs de boulevard reden en aan de wielerwedstrijden die ook op de boulevard eindigden.
Het laatste heeft hij op de TV gezien.

In het begin van de route was het verboden voor campers om langs de boulevard te parkeren maar toen het geoorloofd was om de camper langs de boulevard stil te laten staan, hebben Ton en Toos mij laten uitrusten om zelf van de zon te genieten en om de lunch te nuttigen.

Het was de hele dag stralend weer en warm genoeg om te zonnebaden. Een paar jonge mannen kwamen in hun auto aan en parkeerden voor mij. Even later gingen zij in ontbloot bovenlijf vlak voor ons op een bankje zitten zonnen.



We reden steeds langs de kust door Nice, dus langs de haven, tot Monaco.
Daar vergiste Ton zich in het aangeven van de goede weg en Toos moest daarna net doen of ze de Grand Prix van Monaco met mij reed. Tenminste gedeelten van de route legde ze daar af maar gelukkig niet met de snelheid van een bolide.

De verdere middag besteedden wij meestal om achter andere auto's aan te rijden, heuvel op en heuvel af. Omdat het vaak door de aaneengesloten dorpjes was aan de Italiaanse zijde van de grens schoten wij niet hard op. Met veertig tot vijftig km/uur ging het verder Italië binnen. Af en toe stopte de rij auto's voor ons vanwege een stoplicht die op rood stond of vanwege een ongeluk.
Wij merkten een keer dat een paar auto's voor ons abrupt stopten. Direct daarna begon iemand de auto's die erachter stonden om de eerste twee auto's te loodsen.
Het bleek dat de eerste auto een te snel naar de overkant lopende oudere dame had aangereden en doordat die plotseling moest remmen, kwam de tweede auto tegen de eerste aan.

Tegen zes uur besloten Ton en Toos naar een camperplaats te zoeken.
In het boekje stond dat bij Bartelomeo een camperplaats was. Ton stopte dus bij een pompstation in de stad en ging naar de Officina del Turismo aan de overkant. Hij vroeg aan de jongeman in het Engels waar de camperplaats was. Hij kreeg een kaart en een aanduiding waar de camperplaats was. Gelukkig niet ver er vandaan, eerste straat links tweede straat rechts. Daar zagen wij een omheind terrein met drie rijen van vijftien campers onder een paar platanen. Wij gingen het eerste pad in en kwamen aan het eind bij een servicepunt. Die moest natuurlijk vrijgehouden worden en ook de waterkraan. Ton maneuvreerde mij zodanig langs een paal en een boom dat iedereen er wel langs kon dacht hij maar na een uur kwam er weer een college camper en die wilde er ook nog naast staan. Ton maneuvreerde mij toen aan de andere kant van de paal dan kon de andere camper langs de boom en de paal staan.
Maar na het drie keer geprobeerd te hebben zonder resultaat te boeken ging de andere camper toch maar weg.
Laat in de avond kwam in het donker een nog iets grotere camper aangereden en zonder te veel misbaar en zonder aanwijzingen van wie dan ook kwam die gewoon naast mij staan.

Na het eten besloten Ton en Toos met Tiga door het dorp te wandelen. Ze namen de korte route door een gat in het hek.
Onder de spoorbaan door was een doorgang en zoals later zal blijken hebben ze die in Italië in allerlei soorten en maten.
Ton hoopte dat de treinen niet te vaak voorbij zouden rijden. En hij dacht terug aan zijn vroegere reizen in Italië per trein. Sommige treinen vallen nog geregeld uit de spoordienst, zodat het veel minder druk is dan in het spoorboekje vermeld staat.
Vanuit mijn standpunt kan ik hen tot de ingang van het spoortunneltje volgen.

Ze vertelden later aan mij dat ze langs de boulevard waren geweest en ze hebben gezien dat de jachthaven werd uitgebreid.
Nu Europa steeds meer een groot land zal worden willen ze niet achterblijven bij hun buurland Frankrijk.
Zouden ze nog meer passanten in de jachthaven willen lokken of zoeken zij het meer in gesettelden die bij hun winterverblijf een aanlegplaats nodig hebben?
Op die vraag wisten Ton en Toos het antwoord niet.



Donderdag 8 april, naar La Spezia
De volgende ochtend wachtte Ton op zijn beurt om het toilet te legen. Het was nogal druk bij het servicepunt. Nadat hij de tank geleegd had spoelde hij het verder schoon in de rivier die naast de camperplaats stroomde.
Hij wilde ook nog water tanken, maar hij zag dat de aansluiting met de kraan een maat kleiner was dan die van zijn slang.
Gelukkig zag een jonge dame die aan het tanken was dat hij met zijn slang bij de kraan aan het vergelijken was en zijn hoofd zag schudden.
Zij bood hem aan om van haar slang gebruik te maken. Dat liet Ton geen twee keer zeggen.
Zij vroeg ook aan hem waar hij vandaan kwam. "Uit Nederland ", zei hij "in drie dagen". Nou dat vond zij heel snel.
Ze vroeg verder aan hem waar de reis naar toe ging. "Naar Sicilië" zei hij. Dat vond zij heel ver. Zij bleef met haar reisdame, die ouder was en waarschijnlijk haar moeder was, in de buurt reizen. Met de wat oudere luchtgekoelde VW bus vond ze dat ver genoeg.

In het begin zag de route voor ons bijna het zelfde uit als gisteren, veel aaneengesloten dorpjes langs de kust. Maar bij Genua was de stad toch zodanig groot dat Toos aan Ton vroeg of hij haar via de kaart er doorheen kon loodsen. Nou dat deed Ton dan maar want als hij reed kon Toos geen aanwijzingen geven.
Nadat wij Genua en ook Rapallo gepasseerd waren ging de S1 meer het binnenland in. Ton en Toos zochten in het camperboek naar een geschikte camperplaats.
Dan moesten we naar Levanto weer aan de kust.
De weg erheen ging langs bochtige smalle wegen door het kustgebergte. Voor ons reden eerst twee kleine alkoofcampers. De een had een logo op de achterzijde van een verhuurbedrijf. Van de voorste camper kon Ton de achterzijde niet zien maar omdat het twee zelfde merk campers waren dacht Ton dat zij bij elkaar hoorden. Maar toen, op een recht stuk, de achterste de voorste ging inhalen bleek toch dat ze niet bij elkaar hoorden.

Op dit traject ging een keer een motorfiets met een hoge snelheid ons inhalen. Omdat wij op dat ogenblik omhoog moesten en dus niet hard konden rijden, had Toos die niet eens zien aankomen. Maar de volgende drie motorfietsen die ons daarna passeerden had ze gelukkig wel gezien.
Een kwartiertje later, bijna boven op de berg, zagen wij de motorrijders door de politie bekeurd worden.
Het is dus toch niet de snelste manier om op de top te komen.

Na nog vele haarspeldbochten genomen te hebben kwamen we in het plaatsje Levanto aan.
Levanto blijkt een mooi toeristisch oord te zijn waar het wemelt van de campers die allemaal ergens een plaatsje willen bemachtigen. Zo was het overal verboden om met campers te staan laatstaan te overnachten. De parkeerplaatsen waar je met een camper kunt staan waren zodanig overvol dat Ton en Toos besloten om die 14 Euro daaraan niet uit te geven.

Ze besloten om naar La Spezia te gaan. Volgens de kaart was er een binnendoor route en na twee keer lukte het Ton om die te vinden. Maar boven op een berg stond aangegeven dat de weg verboden was voor bussen.
Ton herinnerde zich zijn reis met een 14 m lange bus naar het Gardameer. De chauffeur moest toen een haarspeldbocht in drie keer nemen. Een Italiaanse auto die toch in de bocht naar rechts, probeerde de bus in te halen moest voor zijn roekeloosheid voor straf op het puntje van de bocht blijven staan om naar de afgrond te kijken.
Maar hij zei dat ik geen bus was maar een kleine camper, dus waagde hij het om mij die weg op te laten rijden.
Achter ons reed ook een open kleine vrachtauto en nog twee personenauto's.
De weg steeg snel omhoog en werd als maar smaller zodat het niet meer mogelijk was om tegenliggers op iedere plaats te passeren. Hier en daar waren er wel stukken die breed genoeg waren.
Juist toen we met veel geluk auto's op de brede stukken tegen kwamen. Werd op een stuk weg de breedte heel smal. Het kwam omdat de weg om een bergrug heen moest en er verder geen plaats was om de weg erin uit te hakken. Toos had zo een goed uitzicht op de vallei honderden meters onder ons. Ton moest op zijn achterliggers letten en natuurlijk ook op mogelijke tegenliggers. En jawel hoor. Op dat smalle stuk kwam een BMW van de andere kant ons tegemoet gereden. En wat Ton en de andere bestuurster ook deden we kwamen niet voorbij elkaar. En aangezien de vrachtauto achter ons iets breder was kwam ze daar zeker niet voorbij. Ton gebaarde naar de dame in de BMW dat zij achteruit moest, maar dat durfde zij niet want zij had het ravijn ook gezien. Gelukkig was haar bijrijder wel in staat om dat te doen. Die reed hun auto zo'n 100 m achteruit tot bij een inham en toen konden we elkaar passeren.

De weg ging later gelukkig over in een bredere weg en Ton en Toos zochten nog steeds naar een camperplaats. Onderweg zagen ze er wel één voor 10 euro per nacht maar die was te ver van de stad.

Maar kort daarna naderden ze La Spezia en Ton zei dat je het beste langs de kust kon blijven rijden. Zo kwamen zij op de boulevard en zij zagen een pijl met de richting van een Informatiekantoor. Maar aangezien het een éénrichtings straat was waar de pijl naar verwees duurde het een paar blokjes van huizen voordat ze terug waren op de plek van het bord. Maar of het nou lag aan Goede Vrijdag of aan het late uur, het liep tegen zes uur 's avonds, wij konden het infocentrum niet vinden. Na nog twee keer door de stad gereden te hebben om bij het station te komen, bleek daar ook geen infopunt te zijn. Tenminste Ton zag het niet. Naderhand zei Toos dat ze ergens een groot bord had gezien met heel veel tekstverwijzingen erop. Het was aan het begin van de boulevard als je van het zuiden kwam.Voorbij het militaire complex stopte Ton en ging te voet terug om poolshoogte te nemen. Het bleek een bord te zijn met de aankondiging welke projecten de komende jaren bij de haven ondernomen zouden worden om meer toeristen te trekken.

Daarna besloten ze om maar naar de volgende plaats te rijden om te overnachten. Ze reden al naar het einde van de boulevard om de richtng van de volgende plaats te zoeken toen ze een bord zagen met het symbool van de camper erop en de richting waar het naar verwees.
Dus zette Ton mijn richtingaanwijzer direct naar rechts uit en doken wij uit de rechtdoorgaande file naar de rechterfile. Dat vonden de Italianen niet bezwaarlijk want iedereen rijdt daar zo.

Na een paar km vonden we in het havenkwartier op een oud militair terrein een camperplaats. Het werd beheerd door de Camperclub van La Spezia. We konden daar staan en gebruik maken van alle servicefaciliteiten wat normaal bij camperplaatsen hoorde.
De intake van de gasten, informatievoorziening wat er in La Spezia te doen valt en afrekening de volgende dag werd door de vrijwilligers van de club verzorgd. De meesten spraken in ieder geval Engels.
We konden dicht bij de ingang staan en zagen dat indien het nog niet druk was een ruimte tussen de campers vrijgehouden werd voor de spelende kinderen. Want veel Italianen komen met jonge gezinnen in een camper naar de camperplaatsen.
De omgeving van de camperplaats is zoals een Zuid Europese havenstad is. Dus sterk vervuild en slecht onderhouden. Maar voor 6 Euro per nacht mochten wij niet klagen.

Terwijl Toos kookte liet Ton Tiga buiten de camperplaats uit. De camperplaats bleek inderdaad de binnenplaats van een oude militaire kazerne te zijn. Hier en daar waren de borden nog niet verwijderd die aangaven dat het vroeger militair terrein was.

Na het eten gingen Ton en Toos een eind wandelen om naar de stad te gaan. Ze lieten Tiga bij mij achter.
Ze bleven echter niet lang weg, hooguit een kwartiertje.

Ze zeiden dat ze de weg naar de stad te donker en te onveilig vonden. Dus hadden zij het zekere voor het onzekere genomen en waren zij maar weer terug gekeerd naar mij en Tiga. Wij waren inderdaad blij dat zij weer veilig terug waren.

Ton belde zijn roeigenoot via het telefoonnummer die hij van hem gekregen had op. Hij was verrast dat Ton reeds zo gauw al in de buurt was. Wij waren welkom en wij konden de volgende dag wanneer we maar konden komen.
Ton had de routebeschrijving bij zich en wij konden zo wel naar het dorpje waar hij verbleef rijden, zei Ton.



Vrijdag 9 april, naar Prota
De volgende ochtend gingen Ton en Toos eerst mijn vuilwatertank legen en schoon water innemen. Daarna ging Ton bij het kantoortje afrekenen. Hij zei tegen de dienstdoende vrijwilliger dat hij ook lid was van een camperclub, maar dan een landelijke. Ton vond dat zij voor de camperaars goed werk deden.

Niet lang daarna vertrokken wij van de havenstad.
Het weer was niet zo fraai , het was bewolkt en later ging het nog motregenen. De rijrichting was naar het binnenland. Bij een dorpje niet ver ervandaan werd er even gestopt om boodschappen te doen en een leuk cadeautje voor onze gastheer en gastvrouw uit te zoeken. Het was bijna Pasen en een groot paasei leek hun wel gepast.
Ton zocht ook nog een aansluiting voor zijn omvormer op mijn 12 Volt stekerdoos. Die hebben zij nergens omdat het een kleiner formaat blijkt te zijn.

Toos reed zodat Ton de ontvangen aanwijzingen goed kon doorgeven.
De weg ging via provinciale wegen en ging daarna onder een viaduct door naar een kleinere weg. Daar, onder het viaduct, waren ze de weg aan het repareren maar ze hadden de aanwijsborden om langzamer te rijden nog niet geplaatst. Dus reed ik met normale snelheid door de kuilen.
Ton had later gezien dat de rechterzijde van het fietsenrek lager was dan de linkerzijde. De rechterkant was ook beladen met het zwaardere achterdeel van de twee fietsen.

Voor de zekerheid, had Ton gezegd, zou hij de rechterzijde van het rek met tuidraden versterken.

Ton volgde nog steeds de aanwijzingen die hij gekregen had op en gaf die door aan Toos die mij bestuurde.
Het klopte precies. Want toen er stond dat we een scherpe bocht naar links moesten nemen i.p.v. recht door waren we natuurlijk al voorbij die bocht.
Gelukkig konden we bij de kerk, zie foto hierboven, omkeren en de weg naar boven volgen. Bij de volgende bocht zei Toos dat ik het niet zou halen want: "Hij doet het niet! ", zei ze. Ton zei dat zij terug moest schakelen naar mijn eerste versnelling.
De weg eindigde bovenaan op het dorpspleintje waar al een tiental auto's stonden. Ik kon er nog net bij staan. Ik moest daar maar wachten zei Ton en Tiga ook.

Ton en Toos liepen door de enige dorpstraat en verdwenen onder een poortje.
Een uur later verschenen zij weer met hun gastheer want die liet hun het dorp zien. Jammer genoeg was het weer zodanig nevelig dat slechts de omtrek binnen honderd meter te zien was.
De foto van de kerk van het dorpje beneden hen had Ton pas de volgende ochtend kunnen nemen.

Ton en Toos namen hun nachtbagage, het cadeautje en de foto's in de laptop mee naar hun logeerplaats.
Pas laat in de avond kwam Ton nog even terug om Tiga uit te laten.



Zaterdag 10 april, naar Castiglione della Pescaia bij Groseto
De volgende ochtend was het heel mooi weer. Nu kon je heel goed zien hoe mooi de omgeving was. Vanaf het dorpsplein kon je de berg aan de overkant zien met de zonovergoten bossen. Verder weg waren de besneeuwde bergen van de Noordelijke Appenijnen. Onderaan, in het dal zag je de huizen rondom het kerkje. Je zag ook het slingerend beekje aan de overkant en de weg aan deze kant.
Ton en Toos zeiden dat hun gastheer en gastvrouw daar mooi woonden.

Na een tijdje kwam Ton Tiga weer uitlaten en foto's nemen van de omgeving.

Na nog een langere tijd maar wel voor de middag kwamen Ton en Toos terug met alle bagage en hun gastheer en gastvrouw.
Er werd naar mij gekeken, van buiten en van binnen. Ze vonden mij een stoere camper.

Ze zwaaiden ons na toen wij de berg afdaalden en uit hun gezichtsveld verdwenen.

Wij volgden de route terug naar La Spezia en bij het dorp waar wij de vorige dag waren stopten wij weer vanwege het doen van boodschappen.
Het was ook omdat wij daar gemakkelijk op het grote parkeerterrein bij het station konden parkeren.

Van La Spezia ging het via de kustweg naar het zuiden.
We kwamen bekende plaatsen tegen zoals Carara (marmer), Massa (grijze), Lido (badplaats), Pisa (toren), Elba (Napoleon). De weg was niet erg heuvelachtig maar eerder glooiend en goed berijdbaar vanwege weinig vrachtverkeer op zaterdag.

Het waren badplaatsen langs de kust en tegen drie uur zocht Toos een camperplaats in het boekje uit.
Het werd Castiglione della Pescaia.
Vlak voordat wij een pijnbomenbos ingingen zag Ton Campers staan, eerst aan de rechterkant, maar dat was een camping en even verderop aan de linkerkant bij het sportveld een gratis servicepunt met staplaats voor 50 campers.
Daar gingen wij dicht bij de waterkraan staan.

Het was nog steeds stralend weer en de Duitsers, Italianen en Fransen hadden er net als wij, er zin in om uit te zijn.

Ton, Toos en Tiga gingen meteen naar het dorp, dat wat verderop was, wandelen.

Bij het sportveld kwamen zij een jongen tegen die vier speren in zijn hand hield.
"Hoeveel meter ? (ver gooi je)", vroeg Ton in het Italiaans.
Waarop de jongen antwoorde : "I don't speak Italian"
Waarop Ton de vraag in het Engels herhaalde.
"Fünfunddreiszig Meter " was toen het antwoord.
Dan mag je nog heel vaak oefenen om Weltmeister te worden, dacht Ton.

Aan de rand van het open veld was een enorme pijnboom met een diameter van wel anderhalve meter dikte.
De pijnbomen groeien hier waaiervormig uit.

T(on),T(oos),T(iga) liepen eerst op het voet/fiets-pad langs de weg, langs bungalowparken en vakantiehotels en toen langs het strand via een rotspunt (zie foto) naar de boulevard van het dorp.

Het was nog steeds mooi weer en tamelijk warm op de boulevard. En toen zij bijna aan het eind van de boulevard waren kochten zij bij een zelfbedieningsrestaurant een paar bolletjes ijs op een hoorn.
Voor 2,20 euro kregen zij de lekkerste bolletjes ijs die zij in de vakantie hadden gegeten. Dat lieten zij in de ondergaande zon op het terrasje goed smaken.
Tiga kreeg alleen de punt van de hoorn.

Zij liepen nog een km verder het dorp over tot bij de haven en gingen toen via de weg weer terug.
De wegzijde van het dorp was veel drukker dan aan het strand.
Al met al heb ik dus een kleine twee en een half uur alleen gestaan.



Zondag 11 April, naar Napoli op eerste Paasdag.
De rit was in het begin heel vlot, want we reden eerst via vierbaanswegen naar het zuiden.
Ton reed het eerste stuk. Na drie uur stopten we bij een vrij lange stopplaats langs een tweebaansweg. Het was eerste Paasdag en er reden gelukkig geen vrachtauto's en de meeste mensen waren vermoedelijk eerst naar een mis geweest of sliepen uit. Het was in ieder geval niet druk. Naast de stopplaats lagen kapotte TV-toestellen en andere rommel die men zomaar langs de weg gedumpt had. Later zouden we merken dat in het zuiden minder nauw gekeken werd met de milieuregels.

Na een snelle lunch nam Toos het stuur over. Ton kon op die manier de goede afslagen op de rondweg van Rome aangeven. Bij de Via Aurelia kwamen we de ringweg op en bij afrit 26 verlieten we die weer. Het weer was eerst stralend goed en Ton had het ook al over 4-2, vier dagen mooi en twee dagen slecht weer, toen er een regenbui neerdaalde, een honderd km voor Napels.

Gelukkig werd het daarna weer mooi weer.
Dus toen we Napels naderden had Toos in het camperboekje gekeken dat er een staplaats voor campers was tegenover een hospitaal. Je moest dan bij een bepaalde afslag van de tolweg af. Maar omdat wij niet over de tolweg waren gekomen was het zoeken naar het juiste adres geen sinecure.
Na drie keer in de westelijke voorstad van Napels rondgereden te hebben en steeds maar aan voorbijgangers gevraagd te hebben waar het bewuste hospitaal was kwamen wij uiteindelijk aan waar het aangegeven stond. Maar er was niets te zien of te vinden. Na nogmaals aan drie Italianen gevraagd te hebben of het bestond zei er een dat het al een tijd opgeheven was.
Je kon nu alleen nog maar op een camping staan zei de man. Dus reden wij weer terug naar camping Solvatara in Pozzuoli waar we ook langs gereden waren.

Het was de enige camping in de buurt en Ton en Toos zagen wel in dat zij geen concurrenten hadden.
Ze besloten om een nacht op de camping te staan en de was te gaan doen.
Ton besteedde de tijd om zijn laptop met foto's te vullen en vast wat aantekeningen te maken voor het reisverslag.
Bovendien was het douchen na een paar dagen toch wel fijn.

's Avonds gingen Ton en Toos naar de boulevard van Pozzuoli. Ze moesten eerst de doorgaande weg oversteken en daarna afdalen naar de boulevard. Daarbij moesten ze nog een paar blokken van huizen doorkruisen. Van bovenaf maakten zij de foto die te zien gaf hoe de daken er uit zagen.
Omdat het in het begin al schemerde was het al donker toen zij beneden aankwamen. Het was nog redelijk druk op de boulevard. Toos hield haar tas onder haar jas verborgen.

Eerst dachten ze dat ze wel naar Napels konden lopen maar toen ze na anderhalf uur lopen pas aan de rand van Napels waren gingen ze maar weer terug. En zochten een Pizza-restaurant op de boulevard. Het werd la Lampara een pizza specialiteiten restaurant.

Ton en Toos namen ieder een pizza. Ton had een inktvis op z'n Pizza besteld en gekregen, het waren net rubberen o-ringen. Toos had vier soorten spijs op haar 40 cm diameter pizza voorgeschoteld gekregen. Ze hadden ook een fles rode tafelwijn uit de streek besteld.

Ton keek ook af en toe over Toos' schouder naar de TV achter haar want hij herkende een heel oude film over de Romeinse tijd die ze op de Italiaanse zender vertoonden.
Toos had het meer over de dikke Italiaanse kok die tijdens zijn werk zat te fluiten.

Rechts achter Ton was een tafel met een Italiaanse familie op z'n paasbest gekleed en links achter waren een paar jongelui met een Amerikaanse vriend.
Ton en Toos vonden het allebei heel gezellig hoe de Italiaantjes op hun Paasbest twee Pizza's zaten te verorberen.
Zelf konden zij die 40 cm grote Pizza met moeite op eten.
Maar ja, zij wisten ook niet hoe je een grote pizza moest doorsnijden: van het midden uit naar de kant in taartpunten!

Via een bredere weg kwamen zij moe maar voldaan toch weer bij mij en Tiga op de camping terug.

Na Tiga nog uitgelaten te hebben kropen zij weer lekker in mijn verhoogde bedstee.



Maandag 12 april, naar Pompei
's Ochtends werd Ton wakker van een doordringende stank die hij wel eens meer geroken had. Hij herinnerde zich dat wij op Camping Solvatara zaten dus dicht bij de zwavelbronnen. Toen hij opgestaan was en Tiga uitliet, net even buiten de camping, zag hij ten noorden van de camping een soort krater waar zwaveldampen uit opstegen. Gelukkig was de wind reeds gaan waaien en blies het de stank de andere kant op.

Dat was makkelijker gezegd dan gedaan om naar Pompei te gaan. Eerst moest er gesopt geboend en alles van mijn interieur schoongemaakt worden. Daarna konden zij zichzelf onder de douche schoonwassen, ook nog de twee ingeleverde paspoorten ophalen en de 26 Euro betalen. Maar voor dat geld kregen ze ook nog informatie over de plaats van een bank die een pinautomaat had om er euro's uit te halen.

Dat zou 2 km op de weg terug zijn, reken maar dat het bijna 5 km ver was!
Daar aangekomen dacht Ton dat hij mij vlak voor de deur van de Bank kon parkeren. Met heel veel moeite van zijn kant en van mijn kant konden wij in de lagune ( smalle inham) naast de weg komen.
In de tussentijd had Toos wat Euro's uit de automaat weten te pinnen en moest Ton mij weer uit de lagune wurmen. Met veel pijn van mijn kant, want mijn achterwiel bleef eerst achter de hoge stoeprand vastzitten, kwamen wij uiteindelijk weer op de weg terecht. Maar natuurlijk naar de verkeerde richting. Eerst moest er gekeerd worden en dat deed Ton via een driehoekig pleintje.

Daarna was het leed nog niet over. We hadden twee keer over de drukke boulevard van Napoli gereden met soms wel zes rijen auto's dik en waar opeens een rij of twee het minder breed werd doordat er een auto dwars op de weg was geparkeerd. Ook reden we twee keer door de tunnel naar de wijk buiten de stad, maar dat was naar de verkeerde richting. Ton had een kompas meegenomen en zo zag hij dat wij weer naar het westen reden en niet naar het oosten. Gelukkig was het de tweede keer minder druk op de boulevard zodat we sneller opschoten.
Achter een Italiaanse bus rijden helpt ook, die douwen wel door en dan is er plotseling wel ruimte om te rijden.

Net voordat wij Pompei binnenreden zagen wij dat de Archeologische stad Pompei net bij het station gelegen was en dat er drie campings in de buurt waren. Wij kozen voor de dichtst bijzijnde, camping Zeus. Ton en Toos zouden dan voor de verdere reis eerst nog de opgegraven stad bezoeken.

Vandaag zouden zij dan nog gaan wandelen en verder wat uitrusten en van het mooie weer genieten.

Camping Zeus wordt natuurlijk ook gebruikt om als parkeerplaats te dienen voor de bezoekers van de opgravingen.
En met tweede Paasdag was het dus dubbel druk.
Gelukkig konden we met wat gewurm een plaatsje op de camping bemachtigen.

Ton , Toos en Tiga gingen poolshoogte nemen hoe je de opgravingen kon bezichtigen en wat er verder te zien was in Pompei.
Ze vertelden later dat ze de ingang hadden gezien maar dat de bezoekuren al voobij waren. Ze gingen tot bij de rand van de nieuwe stad Pompei wandelen en maakten wat foto's van de omgeving.
Na een uur kwamen zij weer terug en gingen zij de luifel uitzetten en de camping stoelen buiten zetten. De zon scheen nog een tijdje voordat hij onder ging.



Dinsdag 13 april, naar Campora San Giovanni.
Maar eerst gingen Ton en Toos de overblijfselen van het oude Pompei bekijken. Ze bleven meer dan twee uur weg. Ik zat daar maar alleen met Tiga op Camping Zeus en verveelde me stierlijk. Tiga zat eerst naar wat eetbaars binnen mijn inwendige te zoeken maar hij kon niets vinden en ging toen lekker op de bank zitten wat eigenlijk niet mocht. Maar uiteindelijk zat hij maar te slapen en af te wachten.

Het regende af en toe en toen Ton en Toos terugkwamen was het eindelijk droog.
Maar toen zij met mij vertrokken regende het weer. Ton vroeg aan de camping medewerker hoe hij verder naar het zuiden kon rijden. Via Salerno met de tolweg en daarna via de vierbaansweg naar Reggio di Calabria had hij te horen gekregen in een half Engels en half Italiaanse verwijzing.

Dat deden we dus, maar het was bar en boos weer. Het viel trouwens niet mee om over de oude rechthoekige platen van de Romeinse wegen te rijden want sommige waren al flink beschadigd zodat ik het aan mijn voetzolen en veersysteem voelde.
Gelukkig reden we een stuk over de tolweg. Maar dat was niet voordat we een rondje door het stadje gereden hadden. Want al volgden we de blauwe borden naar Salerno, we kwamen gewoon weer bij het beginpunt uit.

Het was nog steeds slecht weer en de Italianen reden hard langs de smalle vierbaanstolweg zonder vluchtstrook. Het gebied was ook bergachtig. En waar Ton al bang voor was gebeurde. Er was eerst een opstopping en daarna een paar politieauto's en ambulances die ons voorbij reden. Het bleek een auto te zijn die tegen de vangrail was geknald. De bijrijdster zat nog in de gedeukte auto met een mobiel in de hand te bellen.
De chauffeur was reeds afgevoerd toen wijvoorbij reden.
Gelukkig kwamen we zonder ongelukken aan het eind van het korte stuk tolweg bij Salerno aan. De rit kostte maar 1,80 Euro over 30 km.

Het weer klaarde toen ook op en toen wij bij Mormanno waren was het zodanig zonnig dat we de bergen van het natuurpark waar we doorheen reden goed konden zien. Een goede foto maken van het landschap terwijl we reden was wel een andere moeilijkheid die Ton probeerde op te lossen.
Als het zicht helder en goed was en je vanaf de bijrijdersplaats een raampje kon openen dan was het goed mogelijk om het verre landschap goed en duidelijk erop te krijgen. De automatische belichting en scherpte stelling van de digitale camera zorgde dan voor een hoge resolutie bij een relatief korte sluitertijd. De kunst was ook om de camera goed stil te houden ondanks de wervelingen die door de rijwind werden veroorzaakt. Ook moet de weg toevallig ook niet vol kuilen zitten! Je moet ook eerst vooruit, de weg kunnen overzien of er geen bomen, hekken, rotsen of andere obstakels het uitzicht belemmeren. Als alles mee zit heb je een goede foto en anders misschien alleen een enkel rotsblok.

Bij Consenza verlieten wij de vierbaansweg en gingen we de bergrug over naar het westen en naar de kust achtervolgd door een andere camper. Maar hij kon ons door de bochtige weg niet inhalen. Toen volgde een steile afdaling, naar de zee naar Amantea en de andere camper zagen wij een tijdje niet meer. Daar beneden bij Amantea had Ton de weg naar de camperplaats gevraagd. Hij werd uiteindelijk verwezen naar Campora.
Maar eerst hadden we bij de Spar wat etenswaren en wijn gekocht. Het was vrij moeilijk om een plaatsje te vinden op het parkeerterrein van het winkelcomplex

Bij Campora zagen wij rechts van de weg een oprit naar een camperplaats en ook een camping. We gingen naar de camperplaats want daar stonden reeds twee Oostenrijkers en een Italiaanse camper. Die zwaaiden van vreugde dat er ook nog een camper bij kwam. Tussen ons en de camping was een zaalvoetbalveld in de open lucht waar een paar jeugdige voetballers aan het oefenen waren. Het verschil met een echte zaalvoetbalveld was dat de wanden van gaas waren en het plafond was een groen Nylon net.

De campingbaas trachte even later ons over te halen om bij hem op het terrein te staan, maar daar trapte niemand in.

Tussen de camperplaats en het strand dat vijftig meter van ons verwijderd was, liep nog een spoorlijn over een spoordijk.
Er was wel een voetgangerstunneltje van de camperplaats naar het strand. Ton liet Tiga op het stille strand uit.

Toen het echt donker werd kwamen twee voetbalploegen een wedstrijd spelen. De rode shirts tegen de witte. De roden wonnen met 2-1. Wij konden het heel goed zien want wij stonden eerste rang.



Woensdag 14 april, naar Milazzo
De volgende ochtend was het mooi weer en wij gingen vol goede moed verder naar het zuiden. De eerste mogelijkheid om naar de vierbaansweg af te slaan hadden we gemist omdat het niet duidelijk werd aangegeven.
De volgende was zo'n twintig km verderop.
Voordat we op de goede baan zaten moesten we wel zes viaducten over of onderdoor rijden.
Ton vroeg zich af of het niet eenvoudiger kon.

Ton had een deel van de route naar Reggio vroeger reeds met iemand meegereden.
Sommige landschappen kon hij zich nog wel herinneren, maar lang niet alle.

Vlak voor Villa stopten wij bij een pompstationparkeerplaats en Ton maakte foto's van de straat van Messina.

Daarna wilde hij doorrijden naar Reggio. Maar toen wij al halverwege waren keek Toos op de kaart en zei dat er een boot van Villa naar de overkant ging en de oversteek is veel korter. Dus werd er besloten om bij de eerste de beste mogelijkheid om te keren en naar Villa te rijden.
Deze deed zich een km of wat verderop voor en met een scherpe bocht kwamen wij over de snelweg naar een dorp aan de andere kant van de weg.
Het duurde even voordat Ton een weg gevonden had die naar Villa ging. En toen wij die gevonden hadden was het in Villa weer zoeken naar een bord met een verwijzing naar Sicilia of Messina. Ton zag een bord met een opschrift: Embarca Sicilia erop verscholen achter een ander bord. Dus volgde hij de aanwijzingen op het bord en reed een straat in die naar beneden ging, naar de haven dacht Ton. Hij verwachte nog een bord maar hij zag er geen dus moesten wij recht door dacht hij. Hij moest wel opletten op het verkeer want soms was de weg een voorrangsweg en soms was de andere weg de hoofdweg. Net toen wij een weg moesten oversteken ging de weg onder een spoorwegviaduct door. En toen hoorden wij een klap en schoof mijn bovenkant tegen de onderkant van het viaduct.
Voordat Ton mij tot stilstand had kunnen brengen was ik al vijf meter onder het viaduct geschoven en stonden wij stil. Direct begonnen andere automobilisten achter ons flink te toeteren. Ton besloot mij achteruit te rijden en het maar voor lief te nemen dat ik nog een keer al schavend terug moest rijden. Het was ook moeilijk om midden op de weg stil te blijven staan vanwege het verkeer. En naar de kant sturen was ook gevaarlijk omdat een andere ongelukkige dat ook al eerder gedaan had en een paaltje kapot had gereden. Alleen het onderste deel stak nog uit de grond. Als je er op zou rijden dan zou het als een grote kraaiepoot werken.
Ton besloot even terug te rijden en daar te stoppen om de schade te evalueren. Het polyester dak had diepe krassen opgelopen en behalve het dakluikje was ook het skirek aan de bovenkant beschadigd.
Ton repareerde het dakluikje met een handdoek, een stuk transparant plastic, ducttape en dubbelzijdig plakband. Dit bleek later beter te zijn dan het originele luikje dat soms nog regenwater doorliet.
Het skirek bevestigde hij met ducttape aan de bovensteunen waar het van afgebroken was. Hij maakte ook nog foto's van de schade en van de omstandigheden waar het gebeurde en waarom het gebeurde.

Doordat er ogenschijnlijk geen verdere schade geconstateerd werd gingen wij een andere route naar de oversteekhaven zoeken.
Die vonden wij gelukkig niet ver ervandaan.
Voor ons reed een vrachtauto, trekker en oplegger, met splinternieuwe auto's erop.
Ton zag dat de combinatie niet volledig beladen was, er ontbrak een auto op de voorste en hoogste plaats. We zagen naderhand waarom. De vrachtwagen moest ook naar de overkant en moest dus onder een ander viaduct door. De hoogte van het viaduct was nu veel hoger dan het vorige viaduct maar de vrachtauto ging toch heel langzaam eronder door. En met de voorste lading eraf ging het maar net. Daarom hebben ze de hoogste auto er niet opgeladen.

Bij het loket voor de pont vroeg de loketbeambte of wij een retourtje wilden hebben. Natuurlijk zei Ton ja en hij moest 16 euro betalen.

Wij waren net te laat om op de boot te rijden die klaar stond. Dus moesten we naar de volgende kade doorrijden om op de andere boot te wachten Die kwam al gauw en toen iedereen ervanaf gereden waren gingen wij erop.
Het bleek een grote Noorse boot te zijn die nu de overtocht naar Messina met ons deed. Het was een vrij grote boot.
Ton en Toos gingen in de salon en op het dek zitten om van de overtocht te genieten. Tiga en ik bleven beneden wachten

Na een tijdje kwamen zij weer bij ons en mochten wij direct daarna van de boot afrijden.

We volgden de kustlijn naar het noorden en na een paar uur besloten Ton en Toos een camperplaats te zoeken. In het boekje stond dat er bij Milazzo er een was.
Milazzo blijkt aan het begin van een schiereiland gelegen te zijn. Maar dichter naar het vaste land was een groot industrieterrein met veel grote petrochemische fabrieken.
Wij konden door de grote en hoge schoorstenen de stad nog niet zien.
Dus vroeg Ton dicht bij de kust aan een Italiaan waar Milazzo was.
De man wees over het water naar een stad in de verte en zei dat dat Milazzo was.
Gelukkig zei de man ook dat wij eerst de grote weg moesten volgen en daarna afslaan naar Milazzo.
De volgende stap was om de camperplaats te vinden. Wij zagen toen borden die naar de garage verwees waar de camperplaats was.

Het was gelegen naast Euro Spar en er stonden al vier campers op het terrein bij de garage en autowasplaats.
Het was eigenlijk een soort primitieve camping. Via een smalle ingang waar ook het kantoortje gevestigd was bereikten we de camperplaats.
Het grensde aan de Euro Spar terreinen met hondenbewaking en een boerenland met rijpe citrusvruchten aan de bomen.
De vijf honden van Eurospar begonnen meteen tegen Tiga te blaffen. Ton kalmeerde ze een beetje.
Tegen de achterzijde van het terrein had de garagehouder nog meer borden staan om in Milazzo en omgeving de camperaars naar zijn staplaats te verwijzen. Want naderhand kwamen nog drie Franse campers en dicht naast ons een broertje van mij, de Sven Hedin.

Voor het donker werd kwam een keurig geklede heer het terrein in ogenschouw nemen. Hij lachte blij bij het zien van zoveel klandizie.
Toos dacht dat hij de campingbaas was.
Ik dacht er het mijne van, want wij zijn nu toch op Sicilië?

In de avond, na het eten, gingen Ton en Toos met Tiga nog een eind door de stad wandelen. Maar na een uur waren ze gelukkig weer bij mij.



Donderdag 16 april, naar Capo Milazzo
Omdat het mooi weer was besloten Ton en Toos die ochtend naar Capo Milazzo te wandelen. Volgens de kaart tien km van ons vandaan. Ik mocht niet mee, Tiga wel.

Later hoorde ik van hun dat het een mooie wandeling was geweest . Eerst langs de haven en de mooie promenade met pittoreske vissersbootjes op het strand en daarna hadden ze een oud kasteel gezien waar ze naar toe wandelden. Kastelen liggen meestal op heuvels zodat ze van die plek ook een goed overzicht hadden over de omgeving.
Bij het begin van de tocht had Ton van een informatiebord waarop de kaart van Milazzo en omgeving te zien was een foto gemaakt en later kon ik die op zijn laptop ook zien.
Wij hadden op de camperplaats natuurlijk wel electrische stroom.

Ze gingen bijna tot de kaap waar de vuurtoren was wandelen maar doordat ze een andere weg insloegen kwamen ze bij de westelijke kant van de noordpunt uit. Maar daar was een bord met het teken dat je van de rand van de rotswand af kon vallen. En dat bleek ook zo dat de weg die ze liepen op het laatst dood liep en overging in een onbegaanbare woestenij.

Na een halfuur aan de rand van de afgrond gerust te hebben gingen ze toch maar terug naar mij.
Op de terugweg kwamen ze een groep straathonden tegen die om Tiga heen gingen staan en luidkeels gingen blaffen.
Maar Ton kende het spreekwoord over blaffende honden en schopte naar de eerste de beste hond die te dichtbij kwam. Hij maakte ook nog een foto van de zeven honden die op Tiga afkwamen. Naderhand kon hij er maar zes terug vinden op de foto. Maar Toos wist nog dat er een achter de auto was verscholen.

Daarna had Tiga zo'n dorst gekregen dat hij naar water zocht. Ton zag een dame een auto wassen en dat doe je met water. Dus ging hij met Tiga naar haar toe en liet hem water drinken.


Vrijdag 17 april, naar Palermo met windkracht 10 in de rug
Na alle bagage goed gestouwd te hebben want het was winderig, gingen Ton en Toos met Tiga en mij op weg. Maar niet voordat ze bij de ingang van het terrein in het kantoortje gevraagd hadden wat de schade was.
Dat was 32 euro voor de twee overnachtingen en dat terwijl ze dachten dat ze daar voor niets konden staan. En een inschrijvingsformulier hadden ze van te voren ook niet gekregen.

Na een paar boodschappen gedaan te hebben bij Eurospar gingen we op weg.
We volgden de kustweg langs de noordkust, dus niet de tolweg. Maar na een tiental kilometers werden we erop geattendeerd dat we een stuk terug moesten want er was een omleiding. Na een halfuur kwamen we op de SS.. terecht Maar ondertussen hadden we op een parkeerplaats in een bos het water kunnen lozen.

Op de andere weg ging het in het begin redelijk vlot maar na een paar uur wakkerde de wind aan tot stormkracht. Bij het passeren van bruggen in de dalen kwam de wind met kracht tegen mijn zijkant aan. Na een uur kwamen we op een hoog geplaatste weg over een soort viaduct in een file terecht. Van de tegenovergestelde kant van de tweebaansweg kwam geen verkeer meer.
Enkele auto's achter ons maakten reeds rechtsomkeert.
Ton besloot het ook te doen want hij vermoedde dat er een lichte auto op de weg omgewaaid was.

Doordat mijn wielbasis langer is dan van een gewone personenauto had Ton drie keer heen en weer rijden met mij nodig om te keren.

De weg omlaag kruiste een spoorlijn en ging vervolgens een tijdje onder het viaduct verder dicht langs de kust.
Ton en Toos besloten de lunch onder het viaduct te nuttigen.
Het werd steeds drukker op de weg onder het viaduct. Want alle verkeer ging nu langs de smalle weg. Af en toe werd de spoorwegovergang afgesloten als er een trein voorbij kwam. Maar daarna werd het weer even druk.

Na de lunch maakte Ton nog een paar foto's van de zee die even verderop uit de kust helemaal wit gekleurd was. Dat duidde op heel hoge windsnelheden, boven windkracht 10. Gelukkig bood het kustgebergte beschutting voor de weggebruikers.
Maar doordat iedereen van de smalle weg gebruik moest maken kwamen wij ook de allergrootste vrachtwagens tegen. Het was altijd goed uitkijken wat je moest doen. Stond je op een smal stuk stil en moest zo'n brede en lange vrachtauto je passeren dan gaat dat heel moeizaam. Je kunt dus beter naar een breder stuk gaan en daar die vrachtauto laten passeren.

De weg was kronkelig en ging door veel stadjes en dorpjes. Als je door een stadje de route volgt die vrachtauto's niet mogen berijden kom je soms op heel steile stukken terecht. Als je dan in een file moest optrekken hoorde je vaak het gepiep van slippende banden.

Uit ervaring weten Ton en Toos dat het vrij moeilijk is om een camperplaats volgens het boekje te vinden. Dus besloten ze om een woonwijk op te zoeken. Toen ze op ongeveer een derde van de stad Palermo waren gekomen langs de kustweg besloten ze dieper de stad in te gaan. Ze vonden een geschikte woonwijk juist aan het begin van de stad dus aan de oostelijke zijde.

We stonden bij een flatcomplex aan het eind van een rij geparkeerde auto's. Aan de overkant van de brede weg stond ook een camper en toen Ton goed rondkeek zag hij nog een andere camper verder de straat in.

Ton en Toos besloten voor het donker werd naar het centrum te gaan, ik mocht met Tiga op de parkeerplaats staan.

Dit was het verhaal dat ik later van hen te horen kreeg:

Eerst liepen ze voorbij een flatgebouwencomplex dat van de straat afgesloten was door een hekwerk met een bewaakte poort.
Ze kwamen een winkelstraat tegen met een Tabacchi, een winkeltje waar ze behalve sigaretten ook ansichtkaarten en postzegels konden kopen. Ze kochten mooie kaarten van Palermo om naar familie en vrienden te versturen.
Daarna liepen ze verder langs de kustweg tot de jachthaven en gingen toen de stad in en kwamen langs kerken, pleinen en typisch Siciliaanse straten. Ze zagen de drukke winkels langs de weg en de driewielers die vol met artisjokken zaten. De prijzen waren daar niet van een delicatesse.
Ze hoorden in de verte een ambulance aankomen met een tweetonige hoorngeluid. Vlak bij hen was de weg zo druk dat de ambulance stil kwam te staan. Toen hoorden ze een hoog gillend geluid dat van die zelfde wagen afkomstig was en toen kwam er weer schot in zijn snelheid.

Ze vroegen ook aan een paar dames hoever het naar het centrum was. Die schudden hun hoofd toen zij zeiden dat zij te voet waren.
Maar na een half uur waren ze toch dicht bij het centrum.
Bij een Siciliaans restaurant gingen ze binnen en werden als eerste gasten vriendelijk onthaald door de eigenaar die tevens kok was.
Het restaurant bestond uit twee zaaltjes met aan de achterzijde van de tweede zaal de keuken.
Aan de wanden waren typische schilderijen en wandversieringen uit de jaren veertig van de vorige eeuw . Boven Toos hing een bord met drie soorten vuurwapens uit 1800. Aan de overkant was een tafel met een grammofoon uit de jaren 20.

Ton en Toos wilden een Siciliaanse Pizza bestellen maar de eigenaar maakte duidelijk dat het die avond geen pizza avond was.
Dus bestelde Ton gepeperde biefstuk en Toos lamsvlees met plaatselijke specerijen. De plaatselijke wijn mocht er zoals gewoonlijk rijkelijk vloeien want ze hoefden mij niet te rijden.
Ook bestelden ze een slaatje erbij want een vleesgerecht zonder groenten is niet volledig vonden ze.

Het was een typisch west Siciliaans restaurant, na Ton en Toos' binnenkomst ging de deur op slot en de volgende gasten werden één voor één na aanbellen binnengelaten.
De eerst volgende gasten waren een Amerikaans echtpaar van in de vijftig.
De daarna binnenkomende gasten waren een jong Italiaans stel.
De Amerikanen bestelden ook een pizza maar het was het zelfde verhaal. Ze bestelden toen een ander gerecht.
Inmiddels waren de dochters van de restauranthouder, van een jaar of zestien en achtien en hun jongere broertje van een jaar of veertien, binnen gekomen. Ze deden wat tafelschikwerk in de tweede zaal en het oudste meisje maakte vast de rekeningen op met de hand in een keurig handschrift in het Italiaans.

De bel ging weer en de hulpkok kwam binnen met een plasticzak vol boodschappen. Na een tijdje kwam het Amerikaanse echtpaar het eerst aan de beurt.
De Amerikaan verzocht het meisje om wat peper en zout te brengen. De peper kwam maar het zout kwam niet mee. Hij vroeg haar nogmaals om zout te brengen. Toen kwam zij met de suikerpot. Het duurde even voor het meisje met de zoutpot kwam.

Inmiddels hadden Toos en Ton hun bestellingen op tafel gekregen. Toos had Ton's bestelling en Ton die van Toos.
Na een tijdje hebben ze de borden gewoon omgewisseld.

Toen iedereen aan het eten was kwam er een chique geklede heer het restaurant binnen. Die keek vriendelijk rond en ging toen naar de keuken. Na een tijdje verdween de man weer door de voordeur. Zou hij de beschermer zijn van het restaurant ?

Na het afrekenen gingen Toos en Ton via de kortste route naar mij terug, het was heel stil op straat. De heenweg duurde een uur en een kwartier en de terugweg duurde maar vijftig minuten.
Zonder problemen kwamen Toos en Ton bij mij terug. Ton besloot mij een andere plek te geven in een inham dat beter beschut was.



Zaterdag 17 april, naar Zafferana
In de ochtend zag Ton vanuit het bovenraampje bij zijn bed dat er verschillende hondenliefhebbers hun viervoeters aan het uitlaten waren.
Het was ook het enige veldje in de buurt tussen de flats waar de honden uitgelaten konden worden. Jammer dat ze behalve de honden ook vaak hun oude koelkasten, matrassen en ander overtollig meubilair deponeren.

Ton en Toos besloten na het ontbijt via het binnenland naar Catania te rijden.
De weg ging over een vrije vierbaansweg en was vrij stil. Over de hele weg van een paar honderd km lengte kwamen we bijna geen verkeer tegen.

De route was de omgekeerde richting die Patton zo'n 60 jaar geleden had afgelegd. Maar nu hebben de Sicilianen een prima snelweg door die streek aangelegd.
Wat Ton zo interessant vond was de manier waarop ze die weg hadden aangelegd. In het midden van de route liep die weg over een tiental km's door een dal. Maar het lag niet op de begane grond maar was op forse pilaren gebouwd. Hadden ze geld over of was dat de beste manier ?

Ton en Toos probeerden een camperplaats te zoeken maar konden er niet zo gauw een vinden. Omdat Catania een grote stad was zouden ze liever naar een kleiner plaatsje naartoe willen omdat ze daar meer kans van slagen dachten te hebben. Maar eerst moesten ze nog drinkwater hebben. Bij het laatste pompstation waar ze tankten hadden ze geen water.

Bij een dorpje ten noorden van Catania vonden we een pompstation die ook aan lavaggio deed, dus aan autowassen. En dat doe je gelukkig met drinkwater.

Daarna gingen we in een wijde boog ten noorden van Catania om de stad heen en kwamen in een dorpje aan de kust waar geen plek te vinden was want de wegen waren te steil en te smal om als camperplek te dienen. Dus moesten we naar Zafferana waar Toos gelezen had dat dat wel een toeristisch plaatsje is. Ton dacht al aan een soort Levanto, maar gelukkig viel dat mee.
Maar dat betekende dat ik weer naar boven moest, de bergen in, want Zafferana ligt op de helling van de Etna op 600 m hoogte boven zeeniveau.

Toos reed door de smalle straten van de dorpjes ten noorden van Catania en Ton loodste haar door de dorpjes richting Zafferana. Maar bij een dorpje niet ver er vandaan was hij de borden kwijtgeraakt en stopten ze om de weg aan een paar dames te vragen. Die zeiden dat wij terug moesten en de andere kant op moesten rijden. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Toen Toos mij even achteruit reed vergat ze de berg puin die we net voorbij gereden waren en voordat Ton haar had kunnen waarschuwen kwam ik met de kist er net tegen aan. Gelukkig was de snelheid niet groot en alleen de twee schroeven aan de bovenkant van het kentekenplaatje werden uit de kist gerukt.
Gelukkig had Ton gezien dat je met een stuk touw de kentekenplaat weer vast kon maken. Hetgeen hij snel deed. Maar Toos wilde niet meer met mij rijden dus nam Ton mij van haar over.
Zonder kleerscheuren kwamen wij bij Zafferana aan, een vakantiedorp in de bergen. We gingen eerst een rondje door het dorp rijden om poolshoogte te nemen. We besloten op een parkeerplaats bij een pleintje te gaan staan niet ver van het centrum.

Het bleek een pleintje te zijn met een kinderspeelplaats, een drinkwaterfontein, een parkeerplaats gelegen tussen huizen met aan de andere kant de hoofdstraat en de tegenovergestelde kant uitzicht biedend op de lager gelegen gebieden tot aan de zee.
Aan de noordzijde stonden twee huizen. Een verlaten villa en een mooie villa van een chirurg, dat stond onder zijn naambordje. Mooie villa's komen in Italië vaak in vervallen staat omdat in het verleden de vele kinderen van rijke ouders hun bezittingen niet goed konden verdelen of omdat zij geemigreerd zijn en niet meer te bereiken zijn. Dat hebben Ton en Toos van een Italië kenner te horen gekregen.

Ton en Toos gingen met Tiga het dorp verkennen om een brievenbus te zoeken. Zij moesten nog een paar ansichtkaarten posten. Zij vonden er één bij het postkantoor en gingen meteen door naar de rand van het dorp waar de wegen naar de Etna en naar de lavastroom van 1991 opgehouden had met stromen, zich splitsten.

Na het eten gingen Ton en Toos nog wat door het dorp wandelen om een bank met pinautomaat te zoeken en ook nog een tabacchi om een postzegel voor de ansichtkaart die ze hadden gekocht te kopen.
Het dorp maakte op hen een welvarende indruk.

Na Tiga uitgelaten te hebben gingen ze bij mij in mijn verhoogde bedstee slapen.

Verder Terug Naar boven Home Page