Fietstocht rond de Bromo en de Semeroe bergen



Een volgende fietstocht was Malang-Lawang-Probolingo-Lumadjang -Pancur Sari,...... kortom via een omweg rond de Semeroe.

Ton moest na het behalen van zijn Middelbare school diploma in 1957, de SMAK voorgoed het internaat van Pastoor Konings op de Jalan Dempo verlaten en naar zijn ouders op de plantage gaan.
Hij wilde dat per fiets gaan doen en via een speciale route die hij nog nooit bereden had. Het was de route rondom het Tenger gebergte en ook om de hoogste berg van Java, de Semeroe(3675 m).
Hij wilde om 12 uur 's avonds vertrekken om zo de hele dag in het licht te kunnen rijden in het voor hem onbekende gebied .
Als het weer donker werd zou hij dan langs bekende wegen kunnen fietsen, al was het in een plantage tussen de rubberbomen natuurlijk pikkedonker.
Maar hij had een dubbel stel koplampen op zijn fiets en zijn fietsdynamo van 6 V kon dat wel aan als hij van de hellingen afging.

Hij startte van het huis van Liane en haar broer Ping Bie die beide klasgenoten van hem waren, zij het dat Liane bij de Zusters Carmelitessen zat en de jongens bij de paters Carmelieten.
Ping Bie werd later als priester hoofd van de Carmelieten in Indonesië te Jakarta.

Ton nam afscheid van hen en ging die bewuste nacht vol goed vertrouwen in zijn eentje met twee goed gevulde fietstassen bagage op weg.

Zonder problemen bereikte hij via Singosari na een uur Lawang en toen stortte hij zich op volle snelheid naar de laagvlakte van Pasuruan. Met zijn twee koplampen aan kon hij ver voor zich uit kijken want buiten de steden was het natuurlijk pikkedonker.
Hij fietste langs de diep in slaap gedommelde dorpen Purwodadi, Purwosari, Wonorejo, Purworejo. Maar ook de stad Pasuruan was in diepe slaap want hij hoorde lettelijk geen kip. En ook geen haan want die waren samen met de kippen op stok.
Na Pasuruan kwam hij op de weg die langs de noordkust liep. Deze weg was weer breder dan de weg tussen Purwodadi en Pasuruan omdat dit weer een doorgaande weg was van Surabaya naar het oosten.
Hij vervolgde zijn fietstocht langs die weg en reed dooor de dorpen Rejoso, Lebok, Nguling, Tongas en Sumberasih. De weg werd toen (in 1957) nog niet zo druk bereden als nu, slechts hier en daar kwamen auto's en bussen hem tegemoet of haalden hem in.
Het was nog steeds donker. Ook bij Probolinggo was het nog donker maar een uur daarna tegen vijf uur 's ochtends begon het te schemeren en weldra was het in een half uur licht.
Maar net tegen die tijd had Ton toch last van de slaap en hij besloot een dutje te gaan doen aan de kant van de weg tegen een boom aan. Dat was in de buurt van Leces.
Hij dacht dat hij een kwartier geslapen had en vervolgde daarna zijn weg.


Foto met toestemming van Ben Vink van de Indo Contacten Club.

Hij kwam in een gedeelte van zijn route dat weer steeg. De weg liep van Probolinggo naar het zuiden. Hij reed toen in de brandende zon. Maar toen had hij reeds een petje op, met een klep aan de voorzijde en de kleur was in die tijd wit.
Zo reed hij verder langs de dorpjes Tegal Siwalan, Wates Wetan, Ranuyoso, Mlawang, Kedungjajang, Sukodono richting Lumajang.

Daarna begon de Zuid Semeroe-weg. Die was vol met kronkelige bochten en veel steile hellingen.
Het betekende vele malen afstappen en fiets met bagage omhoog duwen.
Hij kwam de volgende dorpjes tegen: Mojosari, Joharto, Tumpeng, Kloposawit, Candipuro,Sumberrejo, Sumberwuluh, Orooro-Ombo, Sumberurip, Tamanayu, Gunungsriti, Pronojiwo, Sidorenggo, Ampelgading, TirtoYudo, Dampit.
Hij was gelukkig niet alleen, want veel mensen uit de omgeving waren met vrachten op hun fiets ook samen met hem gaan lopen.
Zij vroegen waarom hij geen Javaans sprak maar alleen Indonesisch. Dat kwam, zei hij dat hij vroeger in Bandung woonde en pas later op school in Malang Indonesich leerde spreken.
Daar namen zij genoegen mee.

En zo wandelde en fietste hij naar Dampit en vandaar verder naar het zuiden waar hij de weg al kende.
Maar toen was het al weer donker geworden. Hij fietste langs Sukodono en Sumbermanjing. He laatste dorp lag al hoger in het gebergte waar de plantage ook gevestigd was.
De laatste dertig km vanaf dampit was voor hem bekend terrein maar hij was al heel erg moe.

Dat lukte uiteindelijk met zijn laatste krachten de laatste heuvel voor de plantage te overwinnen en om 23:00 uur kwam hij moe maar voldaan bij zijn ouders aan op Pancur Sari.
Het was een tocht van 256 km in 23 uur.
.
Terug Naar boven Home Page