Naar de Zuidkust van Java.
Met Kentot Harseno, een klasgenoot op de SMP, was hij eens in een zomervakantie naar de Zuidkust gefietst. De wegen waren daar abominabel slecht.
Het was eigenlijk alleen maar een verharde weg met puntige rotskeien uit het plaatselijke kalksteengebergte gegraven. Ze zouden een paar dagen aan de kust verblijven .
Ze hadden fietstassen met kleren en proviand achterop. Ton kwam in een dorp een warung ( winkeltje) tegen waar hij twee klapa muda (jonge kokosnoten) kocht
om later te kunnen drinken en eten. Naar de kust ging het bergafwaarts en met een zwaar beladen fiets ging het steeds sneller. Tot er een grote kuil kwam en de binnen
en buitenband aan flarden werd gereten. Ja daar had de jongen niet op gerekend. Want wat bandenplakspul had hij wel bij zich maar geen extra buitenband. Het dorpje terug
was tien km ver en verder naar de kust woonde niemand. Het was alleen maar een weg door het bos. Dus ging Ton terug de fiets tegen de berg op duwen terwijl zijn vriend verder
ging om alvast kwartier te maken.
Na bijna een halve dag ontmoetten ze elkaar weer bij de kust en moest er nog naar een geschikte slaapplaats gezocht worden, Te dicht bij het strand vonden ze het toch te gevaarlijk
want de verhalen van Ratu Loro Kidul kende iedereen daar wel.
Dus toch maar buiten de vloedlijn aan de rand van het woud tussen de mangrovebomen een slaapplaats gezocht.
Gauw vuurtje stoken, eten koken en voor het donkert werd een kuiltje zoeken om in te slapen.
Maar toen het donker werd bleken daar op die plaats de mieren ook al beslag gelegd te hebben.
Het woud gonsde van de geluiden die je in de stad ook nooit hoorde. De oceaan brulde als hij de metershoge golven tegen de rotsen kapotsloeg. Het was een nacht om nooit te vergeten. Maar ze hadden geen oog dicht gedaan.
De volgende ochtend , na wat ontbeten te hebben en wat schelpen meegenomen te hebben zijn zij maar weer naar huis gegaan. Zonder ongelukken kwamen zij weer thuis.
.
Verder Terug Naar boven Home Page