ZO SNEL ALS DE WIND(HOND), DEEL III





Voor het eerst naar het buitenland
Dat ik oorsprongkelijk uit het land van Sinterklaas kom, hebben mijn baas en bazin mij verteld, want wat er daar met mij gebeurd is ben ik express vergeten.
Toen ik van hen hoorde dat wij naar het buitenland zouden gaan ging mijn hart even onregelmatig kloppen.
Maar gelukkig zei mijn baas dat wij een lang weekeinde naar de Ardennen zouden gaan met zijn zoon en dochter en aanstaande schoondochter en niet naar Sinterklaas.
Die dag ging mijn baas met mij ook naar de dierenarts om mij te laten inenten.
Ze zouden met z'n vijfen in twee tenten gaan kamperen.
Wat een tent is heb ik van de zoon van mijn baas en zijn vriendin gezien toen zij hun nieuwe kleine tent in onze tuin kwamen uittesten.
Het leek wel een hondenhok waar zij niet rechtop in konden staan. Het is ook niet om in te staan, maar om in te slapen, zeiden zij.

De dag dat we vertrokken was het droog weer en vol goede moed gingen wij met twee auto's over de grens. Ik merkte niet eens dat we in het buitenland waren, al keek ik voordurend naar buiten.
Pas toen ik merkte dat de weg omhoog en daarna weer omlaag ging, dat het niet in de Lage Landen meer kon zijn.
We zijn in de Ardennen hoorde ik mijn baas tegen zijn dochter zeggen die met ons meereed.
Niet lang daarna kwamen we bij een stadje die La Roche heette en zoals ik later van mijn baas vernam, werd er in de tweede wereldoorlog daar flink gevochten. Volgens mij vechten mensen op deze wereld nog steeds. Ik vecht alleen als het om m'n eten gaat. En vaak ga ik met m'n prooi er snel vandoor zodat de anderen het nakijken hebben.
We bivakkeerden langs een rivier en ik mocht aan de lijn langs de oevers wandelen. Los lopen en hard rennen mocht ik daar niet want mijn baas wist dat ik dan achter de voedselresten op de camping aan zou zitten.

Maar tegen de avond gingen wij een eind wandelen op de heuvelrug ten westen van de stad. Daar was ook een bos met hoge bomen. Er liep een bosweg doorheen.
Mijn baas vond het veilig om mij los te laten. Ik liep direct zo snel ik kon over de weg. Het was schemerdonker op die weg want de zon stond al laag aan de hemel. Daardoor zag ik die prikkeldraad afrastering aan het einde van de weg te laat. Ik kon niet meer remmen. Ik kon alleen proberen om me zo klein mogelijk te maken en door de draden door te springen. Het was me bijna gelukt om geen prikkel van die draden te krijgen. Maar een stekel van de bovenste draad schampte tegen mijn schouder. Ik slaakte een harde kreet, maar gelukkig was de schade meegevallen. Ik zocht een grotere opening in de afrastering en ging toen zo snel mogelijk naar mijn baas terug. Die voelde aan me of ik geen gebroken poten had en toen hij er geen kon vinden aaide hij mij over mijn rug en sprak mij toe dat ik nooit zo roekeloos moest zijn in een gebied dat je nog niet kent.
Enfin ik heb een lesje geleerd.

De volgende dagen mocht ik soms mee als ze gingen wandelen of ik moest bij de anderen bij de tent blijven als mijn baas op zijn meegebrachte sportfiets ging fietsen. Ook toen hij met zijn dochter en zijn zoon en schoondochter gingen kayakken moest ik aan de kant bij mijn bazin alleen maar toekijken. Zij maakte van hun race wel een videofilm van.

Zonder verdere kleerscheuren of vachtscheuren kwamen wij aan het einde van het weekend weer thuis.
Terug naar boven

Wat is mijn IQ?
Het was niet lang na het voorval van mijn botsing met de prikkeldraad afrastering dat ik begreep dat er aan het einde van een bosweg een omheining kon zijn en dat ik er voor moest oppassen als ik hard rende.
Ik keek daarom goed uit als ik hard rende want in het bos blijft het heel gevaarlijk.

We wandelden met mijn baas en bazin ergens in een bos in het midden van het land.
Ik mocht los rond rennen en in het begin rende ik heel hard om mijn energie kwijt te raken.
Ik keek goed recht vooruit en zag dat er geen palen stonden waar ze draden tussen konden spannen. Ik was gerust gesteld en zette er een volle spurt in. Maar vlak achter een flauwe bocht zag ik gelukkig net op tijd een dorre gevallen boomtak met zijtakken op mijn pad liggen.
Ik kon er gelukkig net overheen springen.

Op een andere dag dat ik met mijn baas en bazin in een natuurbos mocht wandelen was er een strook waar ik weer een keer mocht rondrennen. Ik rende altijd een heel eind vooruit dan kon ik daarna op mijn gemak de geuren van andere honden opsnuiven en bedenken wie er allemaal langs gelopen zijn. Want met mijn lange neus kan ik nog steeds heel goed ruiken. Daarom loop ik meestal met mijn neus dicht bij de grond.
Zo ook die keer dat ik een spoor volgde en niet tijdig omkeek of mijn baas en bazin wel de rechte weg volgden. Toen ik weer omkeek waren zij verdwenen en begon ik me ernstig zorgen te maken.
Gelukkig hoorde ik mijn baas naar me fluiten en met mijn gehoor waar niets mis mee is, kon ik hun al gauw terug traceren. Ik volgde hun verse spoor natuurlijk ook met mijn neus dicht bij de grond.
Even later vond ik hen weer terug.

Het liefst ren ik aan het strand vlak langs de waterlijn waar het zand wat harder is zodat je je gemakkelijker kunt afzetten en als ik te heet word gauw een duik in het water kan nemen. Ik ga dan tot mijn oksels in het water, want verder hoeft mijn lijf niet nat te worden.

Aan het strand mogen veel honden los lopen. In het begin liet hij mij dicht bij de ingang van de weg naar de pier al los. Ik stoof direct naar het einde van de weg, daar waar het strand begint. En daar was ook een strandpaviljoen gevestigd. En vlak bij de weg hadden ze een afvalcontainer geplaatst. Vanuit de verte rook ik natuurlijk de heerlijke vleesresten die men erin gedeponeerd had. Ik kon als ik op mijn achterpoten stond net over de rand aan de plastic zakken rukken die er net bovenuit staken Er viel dan al gauw wat eetbaars over de rand van de container op de grond. Ik schrokte dan meteen wat eetbaar was naar binnen want ik wist dat mijn baas er al gauw bij zal zijn om mij dat te verbieden. Ik hoorde hem van ver al schreeuwen dat ik dat niet moest doen.
De volgende keren werd ik pas aan het strand losgelaten.

Op een andere keer werd ik aan het strand aan het begin van de boulevard uitgelaten. Ik rende meteen rondjes over het strand en nam de hindernissen en obstakels die er lagen zoals golfbrekerpalen en afvalbakken in een forse aanloop op de koop toe. Dat heb ik de vorige keer op die plek de motorcrossers ook zien doen. Die reden rondjes en gingen dan door de lucht over barrierres heen.

Als het regent is het niet zo leuk om langs het strand te wandelen Vooral niet als het heel hard regent. Op een keer toen wij bijna bij de parkeerplaats waren begon het ook nog te hagelen. Het deed heel erg pijn op mijn rug en ik maakte mij zo klein mogelijk om zo weinig mogelijk treffers op mijn lijf te krijgen. Ik ging dus op de grond zitten met mijn kop recht omhoog. Maar daardoor bleef ik letterlijk wel op dezelfde plek zitten. Dat mocht niet van het gezelschap waar mijn baas mee aan het wandelen was. Ik moest dus mee lopen. Maar gelukkig bood iemand mij een paraplu boven mij aan.
Uiteindelijk was iedereen toch doornat geworden. En midden in de zomer moest de kachel in de serre toch even aanstaan om onze verkleumde lichamen even weer op te warmen. En de natte kleren en mijn vacht moesten natuurlijk ook drogen.
Terug naar boven

En mijn EQ?
Als het om mijn primaire behoeften gaat om te overleven, om eten dus, weet ik hoe je je eeuwige honger kunt stillen.
Ik loop altijd met mijn neus langs de grond en kan zo alle geuren opsnuiven die van alle kanten op mij af komen.
Mijn baas heeft het er moeilijk mee.
Want als hij met mij aan de lijn gaat wandelen en ik ruik in de bosjes een boterham in een plastic zak, ben ik voordat hij het merkt al in de struiken verdwenen.
In het begin begon mijn baas het zakje met de boterhammen van mij af te pakken omdat hij bang was dat ik het met plasticzak en al op zou eten.
Dat resulteerde juist dat ik in een grote hap een half zakje brood naar binnen werkte natuurlijk met plasticzak erbij. Dus laat hij mij dan voortaan rustig het plastic zakje eerst openen en kan ik alle boterhammen zonder plastic naar binnen werken.

Ik voel bepaalde situaties meteen heel goed aan.
Als de Alaskanen flink aan het ruzieën zijn of zelfs aan het vechten, dan blijf ik een flink eind uit de buurt. Zij hebben immers allebei een dikke vacht terwijl ik door mijn vel heen mijn ribben kan tellen. Ik moet er niet aan denken dat zij hun grote tanden in mijn zij gaan zetten! Nee ik blijf liever een heel eind uit hun buurt.

Zelfs als de sfeer tussen mijn baas en mijn bazin soms minder vriendelijk is voel ik dat goed aan. Ik kijk hen beiden dan goed aan en hoop zo dat zij begrijpen dat ik het niet leuk vind. Gelukkig begrijpen ze mijn houding en is het verschil van mening gauw bijgelegd.

Als mijn baas en bazin aan het inpakken zijn weet ik nu hoe laat het is. Zij gaan dan op reis. En als ik zie dat zij mijn slaapmatje ook meenemen ben ik helemaal gerust, ik weet dan dat zij mij mee zullen nemen.
Vroeger was ik wel heel nerveus omdat ik bang was dat ik achtergelaten zou worden.

Sinds ik van middelbare hondenleeftijd ben hou ik mij bewust in om niet met de eerste de beste jonge hond te gaan rennen. Ik kijk eerst of het ook een hond van mijn leeftijd is, dan ben ik natuurlijk de sterkste partij.

Dat ik een sociaal dier ben daar is iedereen het wel met me eens. Maar toch hou ik het meeste van mijn baas. Als het enigzins kan ben ik het liefst bij hem in de buurt. Hij vindt mij ook een fijn gezelschapsdier. Ik lig dan vaak aan zijn voeten op de mat. Maar ik vind het ook niet erg als hij mij aan een lijn vastbind in de tuin als hij aan het tuinieren is. Als ik hem maar kan zien. En als hij met de grasmaaier om de hoek van het huis verdwenen is blaf ik hem wel terug zodat hij mij ergens anders vastzet waar ik hem kan blijven volgen.

In de buurt waar wij wonen kennen de mensen mijn baas als de man met de hond. Zo vaak komen wij gezamelijk langs de huizen wandelen.
En mocht ik per ongeluk alleen willen gaan wandelen dan bellen ze mijn baas op om te zeggen dat ik er alleen vandoor wil gaan.
Op den duur weet mijn baas waar ik de meeste voedselresten kan vinden. Het is juist een plek waar ik geen andere kant op kan gaan. Hij heeft mij dan snel weer bij mijn halsband beet gepakt en brengt mij direct weer naar huis.

Terug naar boven

De canyon door
Het was in het voorjaar van 1999 dat wij op een dag naar Nice gingen om bij de nicht van mijn bazin te gaan logeren. Eigenlijk brachten wij haar zus naar haar dochter die daar woonde.
Op ongeveer 300 km afstand van Nice belden zij op om te zeggen dat zij er aan kwamen. Ze dachten dat het nog wel drie of vier uur zou duren dus dat wij om een uur of negen er wel zouden arriveren.
Maar ze hadden de Route Napoleon niet goed ingeschat.
Pas na zes uur rijden over kronkelige wegen, in de duisternis waren wij uiteindelijk in Nice bij ons logeeradres.

De volgende dagen bleven mijn baas en bazin in Nice logeren en gingen zij met mij in de stad en de omgeving wandelen.
Buiten de stad vond ik leuker om te wandelen want in de stad hadden ze alleen rond de bomen een viekante meter aarde waar ik mijn behoeften kon doen. Het was vaak rennen om bij de eerste de beste boom te komen die nog aarde om zich heen had. Want sommige bomen hadden een tralierooster om de wortels gekregen.

De bewoners van Nice zijn geen hondenliefhebbers anders hadden ze wel betere uitlaatplaatsen geregeld. Het zijn beslist kattenliefhebbers, want op een muurtje in de buurt waar de nicht woonde hadden oude vrouwtjes kattevoer neergelegd. Het was net boven mijn neushoogte, zelfs als ik op mijn achterpoten stond en mij uitrekte. Ik kon er alleen maar aan ruiken maar aankomen niet!

Maar gelukkig gingen na een paar dagen mijn baas en bazin de binnenlanden van de Provence in.
Ze gingen naar Castellane, een dorp aan het begin van de Gorges du Verdon. Een Europese tegenhanger van de Grand Canyon van de VS.
We stonden op een onder Nederlands beheer gevoerde boeren camping aan de voet van een berg.
Het was vrij vroeg in de middag toen wij daar kwamen dus gingen wij eerst het dorp verkennen waar de leuke restaurantjes waren en wat we konden doen.
Het dorp lag aan de voet van een rots met een kapelletje er bovenop.
Op het dorpsplein was een kermis en er stonden woonwagens er omheen.
Wij liepen langs de woonwagens tot wij bij de dorpspomp aankwamen. Daar dronk ik van het water dat uit de kraan stroomde.

Omdat het nog vroeg was besloten mijn baas en bazin de rots te beklimmen. Er liep een pad er naartoe. Het was een klim van 150 meter. De tocht duurde een half uur naar boven. En in een kwartier waren we weer beneden. Na nog een half uur waren wij weer terug op de camping.

Daar zag mijn baas een man die een racefiets aan het schoonmaken was.Het aandrijfmechanisme poetste hij met een doek mooi schoon.
"Je kunt het beste je ketting schoon en droog houden dan neemt het geen vuil op", zei de man. "Alleen de binnenkant van de schalmen hoeven gesmeerd te zijn."
Daar heb ik niet veel aan want ik fiets nooit, alleen mijn baas knoopte het goed in zijn oren want hij wilde mij wel bijhouden op de fiets.

De volgende ochtend gingen wij naar een punt waar een voetpad naar beneden ging de canyon in. Mijn baas had een kaart van de omgeving gekocht maar zag op de kaart niet dat er een tunnel was die wij doorheen moesten lopen. En die tunnel was niet verlicht. En wij hadden geen zaklantaarns bij ons. Dus werd de eerste expeditie afgeblazen en gingen wij aan de rivier wat picknicken en foto's nemen van de steile wanden.

De volgende ochtend gingen wij met zaklantaarn en goede moed weer naar beneden en konden met zaklantaarns de voetgangerstunnel door. De verlichting was wel nodig want hier en daar was het plafond al ingestort en zou je zo tegen een hoopje stenen struikelen of je hoofd ergens tegenaan stoten.

Na de tunnel was het nog zo'n acht km wandelen tot wij bij een steile trap kwamen van twee honderd twintig treden.
En die trap was zo steil en van ijzeren treden voorzien zodat je alles onder je goed kon zien. Ik ben geen angsthaas en ik heb normaal ook geen hoogtevrees, maar toen ik bij de tiende trede beland was kreeg ik het toch benauwd. Ik zette geen poot meer verder. Mijn baas trachtte mij over te halen om verder te klimmen, maar ik was resoluut in mijn weigering. Ik ging niet verder. Zelfs toen hij mij op zijn schouder nam spartelde ik zo tegen dat hij wel inzag dat wij niet verder zouden komen.
Toen had hij maar zelf in zijn eentje de trap beklommen om te zien wat er boven aan de trap te zien was.
Nou niet veel natuurlijk, alleen maar het verlengde van het voetpad.

Dus was de tweede expeditie ook maar ten dele gelukt.
Maar al met al hadden wij zo'n twintig km in de canyon gewandeld en toen moesten wij nog een paar honderd meter naar boven in de brandende zon.
Terug naar boven

Boven de boomgrens
Wij kozen de derde dag een ander doel. De berg ten westen van onze camping.
Mijn baas had al een hele poos naar de top van de berg gekeken. Het was een berg die net boven de boomgrens uitkwam. Hij bestudeerde de detailkaart en zag dat er een tractorweg liep tot aan het einde van het stuk bos en daarna een voetpad van het dorp Castellane naar de top kruiste.
Hij besloot om via de tractorweg naar het voetpad te lopen en daarna dat pad naar de top te volgen.
Het hoogteverschil was ongeveer negenhonderd meter. We moesten van zevenhonderd vijftig meter naar zestienhonderdzeventig meter klimmen.
Dat zou een tocht van drie uur worden.
Vroeg in de ochtend, het was net half negen, gingen we op weg.
Ik hield wel van wandelen, vooral toen ik los mocht lopen. Ik stoof de tractorweg op naar boven en toen weer naar beneden ik heb de route wel driemaal gelopen.
Maar boven de boomgrens was het, voor mij althans, niet meer zo leuk. Doordat er geen bomen meer waren en de zon zo hard scheen op mijn zwarte vacht, en omdat ik bovendien zo warm geworden was van het rennen, kon ik het in de zon bijna niet meer uithouden. Ik liep dus van het ene schaduwplekje naar het andere en soms was dat wel twintig meter ver voordat ik daar even kon rusten voordat mijn baas en bazin mij weer inhaalden.

Toen wij even verder op de bergkam liepen hield mijn baas mij aan de lijn want hij vond het eng dat ik zo hard heen en weer holde terwijl hij wist dat aan de andere kant een steil stuk naar beneden ging.

We bereikten de top na twee uur en drie kwartier klimmen.
Van bovenaf de top hadden we wel een mooi uitzicht op de omgeving.

Na een half uur gerust te hebben gingen wij naar beneden. Mijn baas en bazin hadden moeite om de weg naar beneden terug te vinden want het pad dicht bij de top was bijna nooit betreden. Maar ik had er geen moeite mee, ik rook aan mijn geurspoor waar wij geweest waren. Ze begrepen direct dat ze mij als de spoorzoeker moesten volgen.
Na twee en een half uur lopen kwamen wij bij het dorp aan. Ik had wel een verschrikkelijke dorst en ging bij de pomp in het dorp drinken. Maar het water vond ik toch niet lekker.
Terug naar boven

Ben ik een trekpaard?
Als ik 's morgens uitgelaten word trek ik meteen mijn baas vooruit om maar zo snel mogelijk bij de uitlaatplaats te zijn. En als ik al klaar ben met de boodschappen wil ik natuurlijk zo snel mogelijk naar huis omdat ik weet dat ik dan mijn bak met hondevoer krijg.

Mijn baas vindt het niet erg dat ik zo hard trek, behalve als hij op het natte gras getrokken wordt of in de sneeuw languit komt te liggen. Ook vindt hij het niet leuk als hij met een karate trap tegen een boom mij denkt tegen te kunnen houden, maar als de boom glad blijkt te zijn van de regen dat zijn voet dan uitschiet en hij met zijn lichaam tegen de boom tot stilstand komt.
Maar anders vindt hij het niet erg en neemt hij het sportief op.

Hij heeft ook opgemerkt dat ik mijn beide rechterpoten en daarna met m'n beide linkerpoten tegelijk trek terwijl ik normaal met m'n linker achterpoot en rechter voorpoot, daarna met m'n rechterachterpoot en linkervoorpoot vooruit loop. Maar ik weet dat dit de beste methode is om hard te trekken.

Mijn baas maakt soms ook misbruik van deze eigenschap van me.
Als hij met me aan het bergwandelen gaat laat hij zich een heel eind de berg optrekken. Dat scheelt hem energie zegt hij. Dat kan wel zo zijn maar ik schiet zo niet erg op als ik zo snel mogelijk bergop wil.

Als ik op een afstand wat sneetjes brood in het gras zie liggen schiet ik natuurlijk er op af. Mijn baas weet dat ik dan niet meer te houden ben. Vooral als ik al op een paar meter van het eten gekomen ben. Hij viert de lijn zover dat ik bij het brood kan.
Die heb ik dan binnen een paar seconden naar binnen gewerkt.
Het record is tien sneetjes brood binnen twintig seconden

Als ik heel hard wil rennen doe ik dat natuurlijk in galop maar na een tijdje als ik mijn energie verbruikt heb ga ik wel over in draf.
Soms ook wel een sukkeldrafje als het heel erg heet is en ik wel naar een duik in een slootje verlang. Maar als ik me afkoel is dat alleen maar tot mijn oksels en niet verder.

Ik kan goed op mijn achterpoten staan. Dat weten mijn baas en bazin en hun kinderen maar al te goed als zij lekker eten op het aanrecht laten staan. Die eet ik dan lekker op.
Maar ik kan natuurlijk ook goed springen. Dat laat mijn baas aan zijn kleinzoon vaak zien. Als wij langs een bepaalde heg in het parkje in de buurt lopen laat hij mij demonstreren hoe goed ik kan springen. Ik spring dan een paar keer over de heg heen. Als die nog niet geknipt is moet ik wel meer dan een meter twintig hoog springen en wel twee meter ver.
Maar dat is nog lang niet het verst dat ik kan springen.
In mijn jonge jaren toen ik in de Drunense duinen mocht rondrennen heb ik wel sprongen van vier meter ver in het zand gemaakt. Mijn baas kon amper zijn schoenen uit het zand omhoog krijgen!

Terug naar boven

Te snel door de bocht
Als ik aan het rondrennen ben weet ik dat ik door mijn snelheid geen al te kleine cirkels kan maken. Hoe het theoretisch in elkaar zit weet ik niet want ik heb nooit op school gezeten maar mijn baas zegt dat het door de middelpunt vliedende kracht is dat ik niet snel de bocht in kan gaan. In het open veld laat ik mij dan naar de binnenkant van de bocht zakken en plant mijn teennagels heel diep in de grond dan voel ik dat het zo het best gaat.

Op de rechte stukken hoef ik me alleen maar als een knipmes heen en weer te bewegen en ik kom over de vijf en vijftig km per uur. Dat is een tikkeltje sneller dan mijn baas op zijn sportfiets met windkracht tien in de rug!

Toch is het niet zo eenvoudig om onder alle omstandigheden goede koers te houden.
We waren een keer op weg naar Limburg en mijn baaas en bazin besloten om onderweg in natuurgebied de Peel een wandeling te gaan maken. Ik mocht ook mee en omdat het zo stil was, mocht ik los lopen. Het was een moerasachtig gebied met hoge rietkragen naast het pad.
Ik rook een geurspoor en volgde die een tijdje maar ergens verdween het in het water. Ik zag opeens mijn baas en bazin niet meer dus ik volgde hun spoor en zette er een flinke vaart in. Ik dacht dat zij het rechte pad zouden volgen dus ging ik rechtdoor maar plotseling realiseerde ik mij dat hun spoor naar links ging het zijpad op. Ik probeerde de bocht te volgen maar doordat ik te veel vaart had vloog ik letterlijk de bocht uit en ging door het riet en belandde in het water dat toen nog heel koud was.
Ik wist niet hoe snel ik uit het water moest komen en op het droge mijn natte vacht moest afschudden.
Ik zette het meteen op een lopen om weer op temperatuur te komen. Gelukkig werd ik snel weer warm want de zon scheen toen nog op mijn zwarte vacht.
Terug naar boven
Verder | Terug naar Tiga's homepage | Zijn Homepage met zijframes