ZO SNEL ALS DE WIND(HOND), DEEL V
Op weg naar een hoge bergenland
Het was in 2001 dat wij naar het Hoge Bergenland gingen.
Ten minste mijn baas en bazin reden om de beurt en ik kon lekker languit op de dekens en bagage op de achterbank liggen.
Na iedere wisseling van bestuurder mocht ik ook even uit om mijn benen te strekken.
Na vele uren over de Autobahn gereden te hebben naderden wij Bazel en na een omtrekkende beweging om de stad gemaakt te hebben kwamen wij voorbij die stad bij een dorpje waar we een camping vonden.
Voor het donker werd gingen wij nog een eindje wandelen in de omgeving van het dorpje.
Het was een rustig dorpje zonder toeristen.
De volgende dag, het was nog steeds mooi weer, gingen wij via de hoofdstad van het land. Dat achteraf Zwitserland bleek te zijn richting een heel groot meer. Wij reden langs de noordzijde van het meer naar het oosten.
Wij reden daarna langs de bergwegen naar Crans Montana, een mondaine skiplaats die van oudsher reeds bekend was. We gingen er eigenlijk er naar toe omdat de dochter van mijn baas en bazin met haar man een jaar geleden er ook waren geweest om te skiien.
Terug naar boven
Het pad van de honderdjarige
We wandelden in het dorpje en mijn baas en bazin keken naar de dure produkten in de etalages in de winkelstraten.
Omdat het dorp niet al te groot was kwamen wij al gauw aan de rand ervan. Wij besloten om om het dorp heen te lopen en volgden een pad.
Toen wij een eindje buiten het dorp waren zei mijn baas opeens dat wij het pad van de honderdjarige volgden. Nou dat vond hij toch knap van die honderdjarige om zo'n steil pad te kunnen aflopen.
Om de paar honderd meter stond op bordjes te lezen dat wij het pad van de honderdjarige volgden.
Pas later bleek dat de honderdjarige de stad zelf was die in 1987 honderd jaar was geworden en ter ere waarvan het pad werd aangelegd.
Terug naar boven
Het verloren dal
Na de lunchpauze gingen wij het Rhonedal volgen en kwamen door een tunnel in een heel erg afgelegen dal.
Het was Lotschental en omdat het een week voor 1 juni was was de dorpscamping nog niet open. Wij gingen er toch staan en even later kwam er een man die het toiletgebouw open deed zodat wij water konden halen en naar het toilet konden. Tenminste ik had alleen het eerste nodig maar mijn baas en bazin hadden wel het toilet nodig.
We gingen door het dorp wandelen en kwamen een paar koeien tegen, die werden naar hun stal gebracht onder een van de huizen in het dorp en waarschijnlijk kwamen ze van de wei af.
De mensen woonden nog zoals ze eeuwen geleden gewoond hadden, samen met hun dieren. Nu ja, mijn bazen zijn ook gewend om met mij samen te wonen.
De volgende dag gingen we vanuit het dal de bergen in naar het westen. We klommen twee uur naar boven en kwamen uit op een bungalowpark die nog leeg stond.
Het was een mooi onderhouden grasveld waar de bungalows op stonden.
Ik maakte meteen gebruik van de gelegenheid om lekker rond te rennen. Maar ik zag niet dat aan het eind van het veld het gras over ging in de weg die drie meter lager was gelegen. Aan het eind van de wei vloog ik dus door de lucht en kwam vijf meter verder en drie meter lager aan de overkant van de weg gelukkig op mijn pootjes terecht.
Het was wel even schrikken en mijn baas betastte mij daarna al mijn pootjes of ik ze niet gebroken had.
Gelukkig mankeerde ik niets.
Wij gingen via de skilift route weer naar het dorp terug.
De volgende dag was er een feest in het dorp.
Van heinde en verre kwamen mensen met auto's naar het veldje waar wij stonden en lieten hun auto's daar achter. Binnen een half uur waren wij omringd door honderden auto's en wel duizend mensen. Die gingen allemaal in het dorp de cafe's in en bleven tot in de middag. Vanaf de oostelijke oever van het riviertje konden wij het hele gebeuren goed volgen.
Wij kwamen een paar sneeuwbanken tegen die over een zijriviertje lagen. Met lange stokken horizontaal in hun handen gingen mijn baas en bazin de sneeuw over en toen het niet instortte gingen ze er later gewoon er overheen. Maar later ging het pad over in een onbegaanbaar drassig gedeelte en besloten ze naar de overkant te gaan om langs de weg weer terug te wandelen.
Zodoende kwamen wij de feestgangers tegen die in het dorp de cafe's bezochten.
De volgende dag besloten mijn baas en bazin om naar het begin van het dal te wandelen. Daar zouden zij ongeveer drie uur over doen. De weg was niet zo steil maar ging wel steeds omhoog.
Wij kwamen heel piepkleine gehuchtjes tegen en uiteindelijk kwamen wij bij het begin van de rivier.
Die bleek bij een sneeuwveld te ontstaan waaronder waarschijnlijk een gletscher lag.
Vlak voor de bron van de rivier was een parkeerterrein waar je je auto kon parkeren als je de tocht per auto maakte.
Op dat moment was het parkeerterrein helemaal leeg
Het sneeuwveld was zo mooi dat het uitnodigde om er in te gaan rondrennen en kopje buitelen.
Sneeuwballen gooien kon je er ook bedrijven.
De terugweg was minder vermoeiend terwijl het weer prachtig bleef.
Terug naar boven
De kapelroute naar Saas Fee
De dag na deze wandeling gingen wij het Rhonedal over en gingen door een tunnel de richting van Saasgrund op. We parkeerden de auto op een parkeerplaats en gingen naar het 200 m hoger gelegen dorp Saas Fee wandelen. Het was via de Kapellenroute waar wij om de twee honderd meter een kapelletje tegen kwamen. Omdat de route een paar km lang was om die 200 m stijging te overbruggen kwamen wij vele kapellen tegen, de Katholieke bidplaatsen langs de weg.
Op de terugweg kwamen wij een groepje oudere Nederlanders tegen die de weg ook afdaalden.
Maar die deden het heel voorzichtig, zodat wij het hele groepje al snel voorbij liepen.
Mijn baas en bazin besloten niet op de camping bij Saasgrund te gaan staan maar bij het hotel waar ook de mogelijkheid bestond om te kamperen.
Bij het inchecken vertelde de baliemedewerkster dat er vele wandelpaden in de omgeving waren ook een mooie route naar Saas Fee via de Kapellen route. Die hebben we net gedaan, zei mijn baas.
Terug naar boven
Ben ik een gems?
Wijstonden als enige op het grasveldje achter het hotel. Het toiletgebouw was heel proper en bood voor mijn baas en bazin veel mogelijkheden om de afwas te doen. Ook het douchen deden zij helemaal gratis met twee emmers warm water die zij naar de douches brachten.
Hoewel het mooi weer was ging de zon toch om vijf voor zes binnen vijf minuten onder. Dit kwam omdat de zon op dat uur achter een vierduizender binnen een paar minuten verdween.
De volgende ochtend gingen we eerst nog naar de plaatselijke VVV om informatie over de wandelpaden te vragen. Mijn baas en bazin kochten een detailkaart van de omgeving.
Op een schaal van 1 op 14000 konden ze heel goed zien waar de paden liepen. Ze besloten via de weg naar de Eisgrotte de bergrug op te wandelen en via een ander pad naar Saasgrund terug te wandelen.
We kwamen inderdaad langs de eindmorainen van wat vroeger het eind van de gletscher was maar die zagen wij alleen maar heel in de verte, zoveel is het de laatste eeuw geslonken.
We bogen af naar rechts en kwamen langs een steil stuk van de helling waar het pad langs liep. Het pad werd op de kaart aangeduid als het gemzenpad. Net toen mijn baas het tegen mijn bazin zei dat wij over het gemzenpad liepen rook ik een wild dier. Mijn baas had uit voorzorg mij aan de lijn gehouden. Ik trok aan de lijn en wilde de helling af gaan want ik zag in de verte een soort geit. Het is een gems zei mijn baas en dat kun je wel verwachten als je over het gemzenpad loopt.
Het dier was van de ene rots op de andere gesprongen en binnen korte tijd uit ons gezichtsveld verdwenen.
Terug naar boven
Langs de skipiste de berg op
Wij liepen het Gemzepad verder af en toen bleek dat het pad met kronkelige bochten steil verder omhoog ging. Boven aangekomen liep het pad langs de berghelling over de beekjes die naar beneden stroomden. De balkbruggetjes waren nog niet gelegd dus moesten we over de ronde stenen naar de overkant springen. Over het eerste beekje ging alles goed maar bij het tweede beekje viel ik van zo'n ronde steen in het ijskoude water. Gelukkig kon mijn baas mij op het droge trekken want het water was meer ijs dan water.
Bij het derde beekje bleek dat het nog onmogelijk was om zonder natte voeten de overkant te bereiken. Dus nam mijn baas een wijs besluit: hij blies de wandeling af en wij gingen terug naar af.
Het bleek achteraf de skipiste te zijn geweest waar wij tegenop hadden gelopen.
Tegen de avond kwam er een Nederlandse bus van Peter Langhout bij het hotel aan. De passagiers keken naar ons en vroegen aan ons of het niet koud was. Het is 7 graden zei mijn baas en vannacht wordt het zeker vijf graden lager. Maar wij hebben dubbele truien aan. En bovendien gaan wij vanavond wel naar het restaurant van het hotel. En zo verdwenen mijn baas en bazin die avond uit mijn gezicht en waren zij bij de andere gasten in het restaurant van het hotel.
Ik kroop maar dieper onder de dekens die mijn baas op mijn slaapmatje had gelegd in de auto
Pas heel laat in de avond kwamen zij bij mij terug.
Terug naar boven
Boem......,boem....... in de bergen
De volgende dag gingen wij van Saasgrund naar het zuiden wandelen en wij zouden proberen bij het stuwmeer te komen. Na drie uur gelopen te hebben waren wij op enkele km's van het meer maar het pad er naar toe was te steil en te ver om het die dag nog te gaan doen.
Wij zagen wel een MTB'er op zijn fiets de weg op klimmen naar de bovenkant van de dam.
Die avond brachten mijn baas en bazin hun tijd door in het restaurant van het hotel en waren pas heel laat weer bij mij terug.
Plotseling hoorde ik een knal en vlak daarna nog een. En jawel hoor, daarna brak de hel pas los. De dubbele knallen werden veroorzaakt door de eerste echte knal gevolgd door de echo in de bergen. Maar het knallen hield een poosje aan want het was een nationale feestdag voor de Zwitsers en ze knalden er op los. De soortgenoten van mij die daar woonden waren het wel gewend maar ik kroop toch maar dicht tegen mijn baas aan.
De volgende dag gingen wij langs het meer van Interlaken kamperen.Maar helaas werd mijn baas ziek, hij had hooikoorts en moest zijn vakantie afbreken.
Terug naar boven
Weer een tijdje in een hok
Het was een paar jaar er na dat mijn baas en bazin met Peter Langhout naar Rome gingen. Ik mocht niet mee, ik moest naar een dierenpension.
Mijn baas bracht mij erheen maar ik wilde eigenlijk helemaal niet in zo'n hok. Maar voor ik het wist was hij al weg.
Wat had ik staan janken dat ik alleen achtergelaten werd.
Maar na vijf dagen kwam hij mij gelukkig weer ophalen.
Hij liet mij even op de dijk aan de Westerschelde los. Wat had ik lopen rennen van vreugde dat mijn baas weer terug was! Ik rende wel tien keer langs hem heen om te tonen hoe blij ik was!
Terug naar boven
Verder
| Terug naar Tiga's homepage
| Zijn Homepage met zijframes