ECONOMIE |
De inrichting van de financiën, industrie en handel. Bijvoorbeeld
vrije markt-economie, (staats)geleide-economie. Zie ook: AANDACHT-ECONOMIE |
EFFECTIVITEIT |
Het (positieve) resultaat van de verandering t.o.v. de beginsituatie |
EMPIRISCH |
Volgens de praktijkervaring |
EMPOWERMENT |
1. Delegeren van bevoegdheden naar lagere functies en medewerkers.
2. Het versterken van de positie.
3. Persoonlijke ontplooiing
4. Zelfmanagement |
ENTITEIT |
Kleinste zelfstandige eenheid binnen een systeem |
EQ |
Emotioneel Quotient, maat voor de menselijke intermenselijke eigenschappen. |
ERVARING |
Dat wat men bewust meegemaakt heeft waaruit men lering kan trekken |
ESSENTIE |
Basisprincipe; de kern van de zaak |
ESSENTIELE KENNIS |
De minimale KENNIS die nodig is voor een bepaald doel |
ETHIEK |
Maatschappelijk gezien net te tolereren morele grenzen |
EXPEDITEUR |
Bedrijf dat niet alleen het transport verzorgt maar tevens alle noodzakelijke
logistieke diensten erbij: informatiestroom, import/export procedures, in tegenstelling tot
TRANSPORTEUR |
EXPERTISE |
De specifieke kennis binnen een vakgebied waar iemand zeer bekwaam in is |
EXPLICIT KNOWLEDGE |
Expliciete kennis; kennis die opgeslagen is in verschillende media. |
EXTRANET |
Op INTERNET wijze gebaseerde Extern Netwerk van een organisatie |